Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

leg door

Толкование Перевод

1 leg door

створка шасси

Авиасловарь > leg door
2 leg door

створка шасси

Englsh-Russian aviation and space dictionary > leg door
3 leg door link

тяга управления створкой шасси

Englsh-Russian aviation and space dictionary > leg door link
4 nosewheel leg door

створка передней опоры (колесного) шасси

Авиасловарь > nosewheel leg door
5 door

1. дверь; створка

2. крышка < люка>

air drop door

air-openable door

baggage door

blocker door

blow-in door

bypass door

cabin door

cargo door

clamshell doors

crew door

dropping door

entrance door

filler door

freight door

intake door

leg door

main gear door

nosewheel leg door

passenger door

power-assisted door

pressure relief door

refueling door

refuelling receptacle door

side-loading freight door

sliding door

spring-loaded door

suck-in door

suction relief door

tertiary door

undercarriage door

variable area ramp door

Авиасловарь > door
6 door

створка; дверь; крышка

ammunition compartment access door — люк доступа в отсек боеприпасов

cooling (air) suck-in door — створка для забора охлаждающего воздуха

engine control access door — крышка люка для доступа к управлению двигателем

landing gear fairing door — створка обтекателя шасси

— access door

— aft-left-side door

— air inlet door

— air intake door

— air-bypass door

— air-openable door

— air-opening door

— airstair door

— armament door

— baggage door

— bailout door

— belly door

— bleed door

— blocking door

— blow-in door

— bomb-bay door

— bow door

— bulged door

— by-pass door

— cabin door

— carburetor air door

— cargo hold door

— closure door

— cockpit door

— communicating door

— control servicing door

— cove-lip door

— cowling door

— crew entry door

— deflector door

— dorsal door

— double-folding door

— double-wing door

— drag chute door

— dump door

— efflux deflector door

— efflux door

— electrical-bay door

— emergency-exit door

— engine takeoff door

— engine-bay door

— escape door

— fairing door

— fire-check door

— flap door

— flightdeck door

— freight-loading door

— fuselage door

— garage door

— gear door

— hydraulically-operated door

— inboard door

— jettisonabie door

— jump door

— landing gear door

— leg door

— loading door

— luggage-hold door

— main gear door

— main wheel door

— mid-cabin door

— missile-bay door

— movable door

— muzzle door

— nacelle door

— nose door

— nose gear door

— nose wheel door

— nose-loading door

— nose-up cargo door

— outboard door

— over-the-wing emergency door

— parachute door

— payload door

— plug-type door

— pod door

— pressure bulkhead door

— protective silo door

— ramp door

— rear-loading door

— reverser door

— rotary bomb door

— rotary door

— secondary-air door

— secure the doors

— service door

— side-loading door

— silo door

— slanting door

— sliding door

— smash door

— smoke-stop door

— spill door

— spoiler door

— sucker door

— suck-in door

— tail-gate door

— takeoff door

— tertiary-air door

— trap door

— undercarriage door

— underfloor equipment door

— VAI bleed door

— ventral door

— weapons-bay door

— wheel-well door

— wing door

Englsh-Russian aviation and space dictionary > door
7 leg

n. voet; been; gedeelte (bij een wedstrijd); meeteenheid bij vliegen
--------
v. benen, vlug lopen; zich het vuur uit de sloffen lopen

leg¹

[ leg], 〈in betekenis 6 ook〉 leg side 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 been 〈 van mens〉 ⇒ 〈 in het bijzonder〉 onderbeen; 〈 bij uitbreiding〉 kunstbeen

2 poot 〈 van dier〉 ⇒ 〈 in het bijzonder〉 achterpoot

3 beengedeelte van kledingstuk ⇒ been 〈 van kous〉; (broeks)pijp

4 poot 〈van meubel e.d.〉

5 〈 benaming voor〉 gedeelte (van groter geheel) ⇒ etappe 〈 van reis, wedstrijd e.d.〉; estafetteonderdeel; manche 〈 van wedstrijd〉

6 〈 cricket〉 helft van het veld 〈 aan de erkant van een rechtshandige batsman (en omgekeerd)〉

♦voorbeelden:

1   wooden leg • houten been

¶ feel/find one's legs • leren staan; leren lopen

     get someone back on his legs • iemand er weer bovenop helpen

     give someone a leg up • iemand een voetje geven; 〈 figuurlijk〉 iemand een handje helpen

     keep one's legs • zich staande houden

     pull someone's leg • iemand voor de gek houden

     run someone off his legs • iemand geen seconde met rust laten; iemand uitputten

     shake a leg • opschieten

     not have a leg to stand on • geen poot hebben om op te staan

     stand on one's own legs • op eigen benen staan

     stretch one's legs • de benen strekken 〈 door een wandeling〉

     take to one's legs • zich uit de voeten maken

     walk one's legs off • zich het vuur uit de sloffen lopen

     walk someone off his legs • iemand laten lopen tot hij erbij neervalt

     be all legs • uit zijn krachten gegroeid zijn

     off one's legs • zijn gemak ervan nemend

     be (up) on one's legs • op de been zijn

→ best best/, hind hind/, last last/

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉〈 culinaria〉

1 poot 〈 in het bijzonder van gevogelte〉

2 bout 〈in het bijzonder van kalf/lam/schaap〉

3 schenkel

♦voorbeelden:

2   leg of mutton • schapenbout

3   leg of veal • kalfsschenkel

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉〈 cricket〉

1 veldhelft aan erzijde van rechtshandige batsman (en omgekeerd)

♦voorbeelden:

¶ leg before wicket • uit wegens obstructie van wicket 〈 met ander lichaamsdeel dan hand〉

————————

leg²

〈werkwoord; legged〉

♦voorbeelden:

¶ leg it • de benen nemen, ervandoor gaan; te voet gaan

English-Dutch dictionary > leg
8 leg-operated door mechanism

механизм привода створок ноги шасси

Englsh-Russian aviation and space dictionary > leg-operated door mechanism
9 zijn been werd door de klap verbrijzeld

zijn been werd door de klap verbrijzeld

his leg was shattered/crushed by the blow

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn been werd door de klap verbrijzeld
10 neus

neus

1 [lichaamsdeel] nose

2 [zintuig] nose ⇒ scent, 〈 figuurlijk ook〉 flair

3 [punt van een voorwerp] nose ⇒ 〈 balg, spuit ook〉 nozzle, (toe)cap 〈 schoen〉, toe 〈 schoen〉, nib 〈 dakpan〉, heel 〈 geweer〉, handle 〈 schaaf〉

♦voorbeelden:

1   iets tussen neus en lippen door zeggen • say something casually; 〈 onbedoeld〉 let something slip

     het neusje van de zalm • 〈 figuurlijk〉 the cream of the crop, the tops, it, the cat's whiskers

     een frisse neus halen • get a breath of fresh air

     een verstopte neus • a stuffed(-up) nose

     doen alsof zijn neus bloedt • 〈 figuurlijk〉 play/act dumb

     zijn neus dichthouden • hold one's nose

     dat gaat zijn neus voorbij • that's not for (such as) him, it is lost to him

     hij haalt voor alles de neus op • he's a bit sniffy

     zijn neus ophalen • sniff; sniffle, snivel 〈 herhaaldelijk, door verkoudheid/huilen〉

     de neus voor iemand/iets ophalen • turn up one's nose at someone/something 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 look down one's nose at someone/something

     in zijn neus peuteren • pick one's nose

     zijn neus snuiten • blow one's nose

     zijn neus overal in steken • 〈 figuurlijk〉 poke/stick one's nose into everything

     〈 figuurlijk〉 zijn neus in andermans zaken steken • stick one's nose into other people's affairs/business

     zijn neus in de wind steken • 〈 figuurlijk〉 stick one's nose in the air

     zijn neus stoten • 〈 figuurlijk〉 fall (flat) on one's face

     〈 schertsend〉 ja, mijn neus • my eye!, come off it!

     〈 figuurlijk〉 dat ga ik jou niet aan je neus hangen • that's none of your business

     dat kan ik aan zijn neus niet zien • I can't tell by the look on his face what he wants

     iemand bij de neus nemen • 〈 figuurlijk〉 pull someone's leg

     door de neus spreken • talk through one's nose

     〈 figuurlijk〉 iets langs zijn neus weg zeggen • say something casually

     〈 figuurlijk〉 overal met zijn neus bij willen zijn • want to be in on everything that's going on

     〈 figuurlijk〉 met zijn neus kijken • look for something with one's eyes closed

     〈 figuurlijk〉 je staat er met je neus bovenop • you're standing right in front of it

     〈 figuurlijk〉 iemand met zijn neus op de feiten drukken • make someone face the facts

     〈 figuurlijk〉 met zijn neus in de boter vallen • be in luck

     〈 figuurlijk〉 met zijn neus in de boeken zitten • be forever with one's nose in one's books

     wit om de neus worden • (go) pale, go green/white about the gills

     iemand iets onder zijn neus wrijven • 〈 figuurlijk〉 rub it in

     onder zijn neus • right under one's nose

     (lelijk) op zijn neus kijken • 〈 figuurlijk〉 get a nasty surprise

     sta niet uit je neus te eten • 〈 figuurlijk〉 don't just stand there

     〈 figuurlijk〉 het/hij komt me mijn neus uit • I'm fed up (to the back teeth) with it/him

     〈 figuurlijk〉 iemand iets voor de neus wegkapen • take something from under someone's nose

     〈 figuurlijk〉 het ligt vlak voor je neus • it's right in front of you

     〈 figuurlijk〉 de trein ging voor mijn neus weg • I just missed the train

     〈 figuurlijk〉 niet verder zien/kijken dan zijn neus lang is • be unable to see further than (the end of) one's nose

2   〈 figuurlijk〉 een fijne neus voor iets hebben • have a good nose/have an eye for something

3   de neus van een vliegtuig • the nose of the plane

¶   dat examen is een wassen neus • that exam is just a formality

     iemand iets door de neus boren • cheat someone of something

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > neus
11 link

звено ( цепи) ; связь, соединение; линия связи или передачи данных; тренажер Линка

automatic carrier landing system data link — линия передачи данных системы автоматической посадки палубных самолётов

— command link

— data link

— direct link

— door operating link

— downlock link

— FM video link

— jet-pipe mounting link

— leg door link

— limiting link

— linear link

— long range link

— microwave link

— non-linear link

— radio command link

— radio link

— radio-relay link

— real-time link

— secure data link

— servo link

— ship-to-ship link

— space communication link

— torque link

— torsion link

— TV link

— two-way data link

— uplock link

— video link

— visor retracting link

— weak link

Englsh-Russian aviation and space dictionary > link
12 Fuß

m; -es, Füße

1. foot (Pl. feet); zu Fuß on (Am. auch by) foot; zu Fuß gehen walk; zu Fuß ( bequem) erreichbar within (easy) walking distance; gut / schlecht zu Fuß sein be / not be a good walker; bei Fuß! zum Hund: heel!; so schnell die Füße ihn trugen as fast as his legs would carry him; keinen Fuß vor die Tür setzen not set foot outside the door; ich setze keinen Fuß mehr über seine Schwelle! I will never again darken his door; von einem Fuß auf den anderen treten shift from one foot to the other; wir werden uns auf die Füße treten (wegen der Enge) we’ll be tripping over each other; jemandem auf den Fuß oder die Füße treten umg. tread on s.o.’s toes (auch fig.); sich (Dat) die Füße vertreten stretch one’s legs; über die eigenen Füße fallen oder stolpern trip over one’s own feet (auch umg. fig. ungeschickt sein) rate mal, wer mir heute vor die Füße gelaufen ist umg. guess who I ran ( oder bumped) into today; trockenen Fußes without getting one’s feet wet; leichten / schnellen Fußes geh. with light / quick steps; stehenden Fußes fig. (sofort) immediately, instantly; ( festen) Fuß fassen get (fig. auch gain) a foothold; fig. Sache: auch catch on; auf dem Fuße folgen einer Person: follow closely, trail; fig. einem Geschehnis: follow (hard) on the heels of; auf die Füße fallen fall on one’s feet (auch fig.); sich jemandem zu Füßen werfen geh., auch fig. throw o.s. at s.o.’s feet; jemandem zu Füßen liegen geh. fig. worship s.o.; jemandem etw. zu Füßen legen geh. fig. lay s.th. at s.o.’s feet; jemandem etw. vor die Füße werfen hurl s.th. at s.o.’s feet; fig. hurl s.th. back in s.o.’s face; jemandem den Fuß in den Nacken setzen geh. fig. keep s.o. under one’s thumb, put the screws on s.o.; auf eigenen Füßen stehen fig. stand on one’s own two feet; auf großem Fuß leben fig. live in grand style ( oder on a grand scale); hum. (große Füße haben) have huge feet; auf gutem / schlechtem etc. Fuß stehen mit fig. be on good / bad etc. terms with; mit beiden Füßen im Leben stehen fig. have both feet firmly on the ground; mit Füßen treten fig. trample on; sein Glück mit Füßen treten fig. cast away one’s fortune; kalte Füße bekommen umg. fig. get cold feet; einen Fuß in der Tür haben umg. fig. have a foot in the door; Boden 2, frei I 2, Gewehr, Hand1 4,link... 1 etc.

2. eines Berges, Schranks, einer Liste, Seite etc.: foot, bottom; einer Säule: base, pedestal; eines Glases: stem; einer Lampe: stand; eines Tisches, eines Stuhls: leg; auf tönernen oder schwachen oder umg. wackligen Füßen stehen fig. be built on sand

3. südd., österr., schw. (Bein) leg

4. am Strumpf: foot

5. LIT. eines Verses: foot

—

Fuß2

m; -es, -; Längenmaß: foot (= 30,48 cm); zehn Fuß lang ten feet long; ein zehn Fuß langes Brett a ten-foot(-long) plank

* * *

der Fuß

(Bodenebene) bottom;

(Körperteil) foot;

(Maßeinheit) foot

* * *
[fuːs]
m -es, ordm;e
['fyːsə]
1) (= Körperteil) foot; (S Ger, Aus = Bein) leg

zu Fúß — on foot

zu Fúß gehen/kommen — to walk, to go/come on foot

er ist gut/schlecht zu Fúß — he is steady/not so steady on his feet

sich jdm zu Füßen werfen — to prostrate oneself before sb

jdm zu Füßen fallen/liegen/sitzen — to fall/lie/sit at sb's feet

jdm zu Füßen sinken — to sink to the ground at sb's feet

jdm zu Füßen fallen or sinken (fig: Bittsteller) — to go down on one's knees to or before sb

das Publikum lag/sank ihm zu Füßen — he had the audience at his feet

den Fúß in or zwischen die Tür stellen — to get or put one's foot in the door

den Fúß auf die Erde/den Mond setzen — to set foot on the earth/the moon

über seine eigenen Füße stolpern — to trip over one's own feet; (fig) to get tied up in knots

kalte Füße holen (lit, fig) — to get cold feet

so schnell/weit ihn seine Füße trugen — as fast/far as his legs would carry him

bei Fúß! — heel!

jdm zwischen die Füße geraten or kommen — to get under sb's feet

jdm etw vor die Füße werfen or schmeißen (inf) (lit) — to throw sth at sb; (fig) to tell sb to keep or stuff (inf) sth

jdn mit Füßen treten (fig) — to walk all over sb

etw mit Füßen treten (fig) — to treat sth with contempt

(festen) Fúß fassen (lit, fig) — to gain a foothold

auf eigenen Füßen stehen (lit) — to stand by oneself; (fig) to stand on one's own two feet

jdn auf freien Fúß setzen — to release sb, to set sb free

jdn auf dem falschen Fúß erwischen (fig) — to catch sb on the wrong foot

auf großem Fúß leben — to live the high life

mit jdm auf gutem Fúß stehen — to be on good terms with sb

jdm/einer Sache auf dem Fúße folgen (lit) — to be hot on the heels of sb/sth; (fig) to follow hard on sb/sth

mit einem Fúß im Grab stehen — to have one foot in the grave

See:

→ Boden

2) (von Gegenstand) base; (= Tisch-, Stuhlbein) leg; (von Schrank, Gebirge) foot

auf schwachen or tönernen Füßen stehen — to be built on sand

3) (POET) foot

4) (von Strumpf) foot

5) pl - (Längenmaß) foot

12 Fúß lang — 12 foot or feet long

* * *

der

1) (the part of the leg on which a person or animal stands or walks: My feet are very sore from walking so far.) foot

2) (the lower part of anything: at the foot of the hill.) foot

3) ((plural often foot; often abbreviated to ft when written) a measure of length equal to twelve inches (30.48 cm): He is five feet/foot six inches tall; a four-foot wall.) foot

* * *

Fuß

<-es, Füße>

[fu:s, pl ˈfy:sə]

m

1. (Körperteil) foot

meine Füße tun mir weh my feet are aching

bei \Fuß! heel!

mit bloßen Füßen with bare feet

zu \Fuß zu erreichen sein to be within walking distance

jdm zu Füßen fallen [o sinken] (a. fig liter) to go down on one's knees to [or before] sb a. fig

zu \Fuß gehen/kommen to walk, to go/come on foot

jdm zwischen die Füße geraten [o kommen] to get under sb's feet

gut/schlecht zu \Fuß sein to be steady/not so steady on one's feet; Wanderer to be a good/poor walker

so schnell einen die Füße tragen as fast/far as one's legs can carry one

er rannte so schnell/weit ihn die [o seine] Füße trugen he ran as fast/far as his legs could carry him

den \Fuß auf festen Boden/die Erde/den Mond setzen to set foot on solid ground/the earth/the moon

seinen \Fuß über jds Schwelle setzen to set foot in sb's house

keinen \Fuß mehr über jds Schwelle setzen to not set foot in sb's house again

keinen \Fuß vor die Tür setzen to not set foot outside

jdm zu Füßen sitzen to sit at sb's feet

über seine [eigenen] Füße stolpern to trip [or fall] over one's own feet; (fig) to get tied up in knots fig fam

jdm auf die Füße treten to stand on sb's feet, to tread on sb's toes

trockenen \Fußes without getting one's feet wet

den \Fuß in [o zwischen] die Tür stellen to put [or get] one's foot in the door

sich dat den \Fuß verstauchen to sprain one's ankle

sich akk jdm zu Füßen werfen to throw oneself at sb's feet, to prostrate oneself before sb

2. kein pl (Längenmaß) foot

sie ist sechs \Fuß groß she's six feet [or foot] tall

ein sechs \Fuß großer Mann a six-foot man, a six-footer fam

3. (Teil eines Strumpfes) foot

4. SÜDD, ÖSTERR (Bein) leg

5. KOCHK (vom Schwein) trotter; (vom Lamm) foot

6. (unterer Teil) von Betten, Bergen, Treppen foot; von Lampen, Säulen base; von Sesseln, Tischen leg

7. LIT (Versfuß) [metrical] foot

8.

▶ sich dat die Füße abfrieren (fam) to freeze one's feet off fam

▶ sich dat die Füße nach etw dat ablaufen [o wund laufen] to hunt high and low for sth

▶ auf eigenen Füßen stehen to stand on one's own [two] feet fig

▶ sich akk auf eigene Füße stellen to become independent

▶ wie eingeschlafene Füße schmecken (fam) to taste of nothing

▶ [immer wieder] auf die Füße fallen to fall on one's feet [again] fig

▶ jdn auf dem falschen \Fuß erwischen to catch sb on the wrong foot

▶ \Fuß fassen to gain a foothold

▶ jdm/etw auf dem \Fuße folgen to follow sb/sth closely, to follow hard on sb/sth

▶ sich akk auf freiem \Fuß[e] befinden, auf freiem Fuß[e] sein to be free; Ausbrecher to be at large

▶ jdn auf freien \Fuß setzen to release sb, to set sb free

▶ mit jdm auf freundschaftlichem/gespannten/gutem \Fuß stehen to be on friendly/less than friendly/good terms with sb

▶ mit einem \Fuß im Grabe stehen to have one foot in the grave

▶ auf großem \Fuß[e] leben to live the high life

▶ kalte Füße bekommen to get cold feet fig

▶ jdm etw zu Füßen legen (geh) to lay sth at sb's feet fig

▶ jdm zu Füßen liegen to adore [or worship] sb

das Publikum lag ihr zu Füßen she had the audience at her feet fig

▶ auf schwachen [o tönernen] [o wackligen] Füßen stehen to rest on shaky foundations fig

▶ stehenden \Fußes (geh) forthwith form

▶ die Füße unter jds Tisch strecken to have one's feet under sb's table fig

▶ jdm auf die Füße treten (fam: zu nahe treten) to tread [or step] on sb's toes fig; (zurechtweisen) to give sb a good talking-to fam; (antreiben) to hurry sb up

sich dat auf die Füße getreten fühlen to feel offended

▶ jdn/etw mit Füßen treten to trample on [or over] sb/sth fig

▶ sich dat die Füße vertreten to stretch one's legs fig

▶ jdm etw vor die Füße werfen to tell sb to keep sth

ich bot ihm Geld an, aber er war sie mir vor die Füße I offered him some money, but he told me I could keep it

* * *

der; Fußes, Füße

1) foot

sich (Dat.) den Fuß verstauchen/brechen — sprain one's ankle/break a bone in one's foot

mit bloßen Füßen — barefoot; with bare feet

jemandem auf den Fuß treten — tread on somebody's foot

zu Fuß gehen — go on foot; walk

gut/schlecht zu Fuß sein — be a good/bad walker

jemandem auf dem Fuße folgen — follow at somebody's heels

bei Fuß! — heel!

nimm die Füße weg! — (ugs.) move your feet!

2) (fig.)

stehenden Fußes — (veralt., geh.) without delay; instanter (arch.)

sich die Füße nach etwas ablaufen od. wund laufen — chase round everywhere for something

[festen] Fuß fassen — find one's feet

kalte Füße kriegen — (ugs.) get cold feet (coll.)

auf freiem Fuß sein — be at large

jemanden auf freien Fuß setzen — set somebody free

auf großem Fuß leben — live in great style

jemandem auf die Füße treten — (ugs.) give somebody a good talking-to

jemanden/etwas mit Füßen treten — trample on somebody/something

jemandem etwas vor die Füße werfen — throw something in somebody's face

jemandem zu Füßen liegen — (geh.): (bewundern) adore or worship somebody

3) (tragender Teil) (einer Lampe) base; (eines Weinglases) foot; (eines Schranks, Sessels, Klaviers) leg

auf tönernen Füßen stehen — (fig.) be unsoundly based

4) o. Pl. (eines Berges) foot; (einer Säule) base

5) Plural: Fuß (Längenmaß) foot

zwei/drei Fuß — two/three feet or foot

6) (Teil des Strumpfes) foot

* * *

Fuß¹ m; -es, Füße

1. foot (pl feet);

zu Fuß on (US auch by) foot;

zu Fuß gehen walk;

zu Fuß (bequem) erreichbar within (easy) walking distance;

gut/schlecht zu Fuß sein be/not be a good walker;

bei Fuß! zum Hund: heel!;

so schnell die Füße ihn trugen as fast as his legs would carry him;

keinen Fuß vor die Tür setzen not set foot outside the door;

ich setze keinen Fuß mehr über seine Schwelle! I will never again darken his door;

von einem Fuß auf den anderen treten shift from one foot to the other;

wir werden uns auf die Füße treten (wegen der Enge) we’ll be tripping over each other;

jemandem auf den Fuß oder

die Füße treten umg tread on sb’s toes (auch fig);

sich (dat)

die Füße vertreten stretch one’s legs;

über die eigenen Füße fallen oder

stolpern trip over one’s own feet (auch umg fig ungeschickt sein)

rate mal, wer mir heute vor die Füße gelaufen ist umg guess who I ran ( oder bumped) into today;

trockenen Fußes without getting one’s feet wet;

leichten/schnellen Fußes geh with light/quick steps;

stehenden Fußes fig (sofort) immediately, instantly;

(festen) Fuß fassen get (fig auch gain) a foothold; fig Sache: auch catch on;

auf dem Fuße folgen einer Person: follow closely, trail; fig einem Geschehnis: follow (hard) on the heels of;

auf die Füße fallen fall on one’s feet (auch fig);

sich jemandem zu Füßen werfen geh, auch fig throw o.s. at sb’s feet;

jemandem zu Füßen liegen geh fig worship sb;

jemandem etwas zu Füßen legen geh fig lay sth at sb’s feet;

jemandem etwas vor die Füße werfen hurl sth at sb’s feet; fig hurl sth back in sb’s face;

jemandem den Fuß in den Nacken setzen geh fig keep sb under one’s thumb, put the screws on sb;

auf eigenen Füßen stehen fig stand on one’s own two feet;

auf großem Fuß leben fig live in grand style ( oder on a grand scale); hum (große Füße haben) have huge feet;

auf gutem/schlechtem etc

Fuß stehen mit fig be on good/bad etc terms with;

mit beiden Füßen im Leben stehen fig have both feet firmly on the ground;

mit Füßen treten fig trample on;

sein Glück mit Füßen treten fig cast away one’s fortune;

kalte Füße bekommen umg fig get cold feet;

einen Fuß in der Tür haben umg fig have a foot in the door;

Fuß breit → Fußbreit; → Boden 2, frei A 2, Gewehr, Hand¹ 4, link… 1 etc

2. eines Berges, Schranks, einer Liste, Seite etc: foot, bottom; einer Säule: base, pedestal; eines Glases: stem; einer Lampe: stand; eines Tisches, eines Stuhls: leg;

auf tönernen oder

schwachen oder umg

wackligen Füßen stehen fig be built on sand

3. südd, österr, schweiz (Bein) leg

4. am Strumpf: foot

5. LIT eines Verses: foot

Fuß² m; -es, -; Längenmaß: foot (= 30,48 cm);

zehn Fuß lang ten feet long;

ein zehn Fuß langes Brett a ten-foot(-long) plank

* * *

der; Fußes, Füße

1) foot

sich (Dat.) den Fuß verstauchen/brechen — sprain one's ankle/break a bone in one's foot

mit bloßen Füßen — barefoot; with bare feet

jemandem auf den Fuß treten — tread on somebody's foot

zu Fuß gehen — go on foot; walk

gut/schlecht zu Fuß sein — be a good/bad walker

jemandem auf dem Fuße folgen — follow at somebody's heels

bei Fuß! — heel!

nimm die Füße weg! — (ugs.) move your feet!

2) (fig.)

stehenden Fußes — (veralt., geh.) without delay; instanter (arch.)

sich die Füße nach etwas ablaufen od. wund laufen — chase round everywhere for something

[festen] Fuß fassen — find one's feet

kalte Füße kriegen — (ugs.) get cold feet (coll.)

auf freiem Fuß sein — be at large

jemanden auf freien Fuß setzen — set somebody free

auf großem Fuß leben — live in great style

jemandem auf die Füße treten — (ugs.) give somebody a good talking-to

jemanden/etwas mit Füßen treten — trample on somebody/something

jemandem etwas vor die Füße werfen — throw something in somebody's face

jemandem zu Füßen liegen — (geh.): (bewundern) adore or worship somebody

3) (tragender Teil) (einer Lampe) base; (eines Weinglases) foot; (eines Schranks, Sessels, Klaviers) leg

auf tönernen Füßen stehen — (fig.) be unsoundly based

4) o. Pl. (eines Berges) foot; (einer Säule) base

5) Plural: Fuß (Längenmaß) foot

zwei/drei Fuß — two/three feet or foot

6) (Teil des Strumpfes) foot

* * *

¨-e m.

foot n.

(§ pl.: feet)

Deutsch-Englisch Wörterbuch > Fuß
13 salir

v.

1 to go out (ir fuera).

¡sal aquí fuera! come out here!

salir de to go/come out of

¿salimos al jardín? shall we go out into the garden?

Yo salí I went out.

2 to go out (ser novios).

están saliendo they are going out (together)

3 to turn out.

ha salido muy estudioso he has turned out to be very studious

¿qué salió en la votación? what was the result of the vote?

salir elegida actriz del año to be voted actress of the year

salir premiado to be awarded a prize

salir bien/mal to turn out well/badly

salir ganando/perdiendo to come off well/badly

me ha salido mal it didn't go very well; (examen, entrevista) it didn't turn out very well; (plato, dibujo) I got the wrong result (cuenta)

¿qué tal te ha salido? how did it go?

4 to go out.

salen mucho a cenar they eat out a lot

5 to come out (surgir) (luna, estrellas, planta).

le ha salido un sarpullido en la espalda her back has come out in a rash

El plan me salió mal The plan came out bad.

6 to come out (aparecer) (publicación, producto, traumas).

¡qué bien sales en la foto! you look great in the photo!

ha salido en los periódicos/en la tele it's been in the papers/on TV

salir de (Cine & Teatro) to appear as

7 to come up.

8 to turn up, to come along (presentarse) (ocasión, oportunidad).

9 to work out.

salir caro to be expensive; (de dinero) to be costly (por las consecuencias)

10 to lead.

te toca salir a ti it's your lead

11 to come out.

la mancha de vino no sale the wine stain won't come out

12 to get out, to escape.

Me salió una espinilla I got a pimple.

13 to slip out.

Se me salió una imprudencia Something improper slipped out.

14 to get away.

El chico salió The boy got away.

15 to step out, to pull out, to step outside.

Ellos salieron con dificultad They pulled out with difficulty.

16 to come up against, to encounter.

Nos salió un problema We encountered a problem [came up against a problem]

17 to be out, to come out.

La luna sale a veces The moon comes out sometimes.

18 to appear to.

Nos salió un fantasma A ghost appeared to us.

19 to work out for.

20 to match.

* * *

SALIR

CONJUGACIÓN

Present Indicative

salgo, sales, sale, salimos, salís, salen.

Future Indicative

saldré, saldrás, saldrá, saldremos, saldréis, saldrán.

Conditional

saldría, saldrías, saldría, saldríamos, saldríais, saldrían.

Present Subjunctive

salga, salgas, salga, salgamos, salgáis, salgan.

Imperative

sal (tú), salga (él/Vd.), salgamos (nos.), salid (vos.), salgan (ellos/Vds.).

* * *

verb

1) to go out, get out

2) depart, leave

3) come out, appear

4) turn out

5) become, be elected

•

- salir a

* * *
Para las expresiones salir adelante, salir ganando, salir perdiendo, salir de viaje, ver la otra entrada.
1. VERBO INTRANSITIVO

1) (=partir) [persona] to leave; [transportes] to leave, depart frm; (Náut) to leave, sail

el autocar sale a las ocho — the coach leaves at eight

sale un tren cada dos horas — there is a train every two hours

• salir [de] — to leave

salimos de Madrid a las ocho — we left Madrid at eight

saldremos del hotel temprano — we'll leave the hotel early

quiere salir del país — she wants to leave the country

¿a qué hora sales de la oficina? — what time do you leave the office?

salgo de clase a las cinco — I finish school at five

• salir [para] — to set off for

después de comer salimos para Palencia — after we had eaten we set off for Palencia

2) (=no entrar) (=ir fuera) to go out; (=venir fuera) to come out; [a divertirse] to go out

sal ahí fuera a recoger la pelota — go out there and get the ball back

sal aquí al jardín con nosotros — come out into the garden with us

salió a la calle a ver si venían — she went outside {o} she went out into the street to see if they were coming

-¿está Juan? -no, ha salido — "is Juan in?" - "no, I'm afraid he's gone out"

¿vas a salir esta noche? — are you going out tonight?

nunca he salido al extranjero — I've never been abroad

la pelota salió fuera — (Ftbl) the ball went out (of play)

los rehenes salieron por la ventana — the hostages got out through the window

• salió [corriendo] (del cuarto) — he ran out (of the room)

• salir [de], nos la encontramos al salir del cine — we bumped into her when we were coming out of the cinema

¿de dónde has salido? — where did you appear {o} spring from?

salir de un apuro — to get out of a jam

salir del coma — to come out of a coma

• salir de [paseo] — to go out for a walk

- de esta no salimos

salir de pobre —

no salió nunca de pobre — he never stopped being poor

3) [al mercado] [revista, libro, disco] to come out; [moda] to come in

el libro sale el mes que viene — the book comes out next month

acaba de salir un disco suyo — an album of his has just come out {o} been released

4) [en medios de comunicación]

la noticia salió en el periódico de ayer — the news was {o} appeared in yesterday's paper

sus padres salieron en los periódicos — her parents were in the papers

salir por la televisión — to be {o} appear on TV

5) (=surgir) to come up

en el debate no salió el tema del aborto — the subject of abortion didn't come up in the debate

si sale un puesto apropiado — if a suitable job comes up

cuando salga la ocasión — when the opportunity comes up {o} arises

¡ya salió aquello! — we know all about that!

salirle algo a algn: le ha salido novio/un trabajo — she's got herself a boyfriend/a job

6) (=aparecer) [agua] to come out; [sol] to come out; [mancha] to appear

no sale agua del grifo — there's no water coming out of the tap

ha salido una mancha en el techo — a damp patch has appeared on the ceiling

me sale sangre — I'm bleeding

7) (=nacer) [diente] to come through; [planta, sol] to come up; [pelo] to grow; [pollito] to hatch

me está saliendo una muela del juicio — one of my wisdom teeth is coming through

ya le ha salido un diente al niño — the baby already has one tooth

le han salido muchas espinillas — he's got a lot of blackheads

nos levantamos antes de que saliera el sol — we got up before sunrise

8) (=quitarse) [mancha] to come out, come off

el anillo no le sale del dedo — the ring won't come off her finger, she can't get the ring off her finger

9) (=costar)

la calefacción de gas saldría más barata — gas heating would work out cheaper

• salir [a], sale a ocho euros el kilo — it works out at eight euros a kilo

salimos a 10 libras por persona — it works out at £10 each

• salir [por], me salió por 1.000 pesos — it cost me 1,000 pesos

10) (=resultar)

¿cómo salió la representación? — how did the performance go?

espero que todo salga como habíamos planeado — I hope everything goes to plan

la prueba salió positiva — the test was positive

salió triunfador de las elecciones — he was victorious in the elections

la secretaria salió muy trabajadora — the secretary turned out to be very hard-working

¿qué número ha salido premiado en la lotería? — what was the winning number in the lottery?

salió alcalde por tres votos — he was elected mayor by three votes

tenemos que aceptarlo, salga lo que salga — we have to accept it, whatever happens

• salir [bien], el plan salió bien — the plan worked out well

espero que todo salga bien — I hope everything works out all right

¿salió bien la fiesta? — did the party go well?

ha salido muy bien de la operación — she's come through the operation very well

¿cómo te salió el examen? — how did your exam go?

• salir [mal], salió muy mal del tratamiento — the treatment wasn't at all successful

la celebración salió mal por la lluvia — the celebrations were spoiled by the rain

les salió mal el proyecto — their plan didn't work out

¡qué mal me ha salido el dibujo! — oh dear! my drawing hasn't come out very well!

11)

salirle algo a algn —

a) (=poder resolverse)

he intentado resolver el problema pero no me sale — I've tried to solve the problem but I just can't do it

este crucigrama no me sale — I can't do this crossword

b) (=resultar natural)

no me sale ser amable con ella — I find it difficult being nice to her

c) (=poder recordarse)

no me sale su apellido — I can't think of his name

12)

• salir [a] — [calle] to come out in, lead to

esta calle sale a la plaza — this street comes out in {o} leads to the square

13)

• salir [a] algn — (=parecerse) to take after sb

ha salido a su padre — he takes after his father

14)

• salir [con] algn — to go out with sb

está saliendo con un compañero de clase — she's going out with one of her classmates

salen juntos desde hace dos años — they've been going out (together) for two years

15)

• salir [con] algo — [al hablar] to come out with sth

y ahora sale con esto — and now he comes out with this

ahora me sale con que yo le debo dinero — and now he starts complaining that I owe him money

16)

• salir [de] — [proceder] to come from

el aceite que sale de la aceituna — oil which comes from olives

17)

• salir [por] algn — (=defender) to come out in defence of sb, stick up for sb; [económicamente] to back sb financially

cuando hubo problemas, salió por mí — when there were problems, she stuck up for me {o} came out in my defence

18) (Teat) to come on

sale vestido de policía — he comes on dressed as a policeman

"sale el rey" — [acotación] "enter the king"

19) (=empezar) (Dep) to start; (Ajedrez) to have first move; (Naipes) to lead

salir con un as — to lead an ace

salir de triunfo — to lead a trump

20) (Inform) to exit

21) (=sobresalir) to stick out

el balcón sale unos dos metros — the balcony sticks out about two metres

22) (=pagar)

salir a los gastos de algn — to meet {o} pay sb's expenses

2.

See:

salirse
SALIR Para precisar la forma de salir Aunque salir (de ) se suele traducir por come out (of ) o por go out (of) según la dirección del movimiento, cuando se quiere especificar la forma en que se realiza ese movimiento, estos verbos se pueden reemplazar por otros como run out, rush out, jump out, tiptoe out, climb out {etc}: Se vio a tres hombres enmascarados salir del banco corriendo Three masked men were seen running out of the bank Salió del coche con un salto He jumped out of the car Salió de puntillas de la habitación He tiptoed out of the room Para otros usos y ejemplos ver la entrada
* * *
1.
verbo intransitivo

Sentido I

1) ( partir) to leave

¿a qué hora sale tu tren/tu vuelo? — what time is your train/flight?

el jefe había salido de viaje — the boss was away

salió corriendo or disparada — (fam) she was off like a shot (colloq)

salir de algo — to leave from something

¿de qué andén sale el tren? — what platform does the train leave from?

salgo de casa a las siete — I leave home at seven

salir para algo — to leave for something

2) ( al exterior - acercándose al hablante) to come out; (- alejándose del hablante) to go out

no salgas sin abrigo — don't go out without a coat

no puedo salir, me he quedado encerrado — I can't get out, I'm trapped in here

salir de algo — to come out/get out of something

sal de ahí! — come out of there!

sal de aquí! — get out of here!

sal ya de la cama — get out of bed

¿tú de dónde has salido? — where have you sprung from?

¿de dónde salió este dinero? — where did this money come from?

nunca ha salido de España — he's never been out of Spain

no puede salir del país — she can't leave the country

salir por algo — to leave by something

salió por la puerta de atrás — he went out o left by the back door

tuvo que salir por la ventana — she had to get out through the window

salir a algo: salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; salir a + inf to go out/come out to + inf; ¿sales a jugar? are you coming out to play?; salió a hacer las compras — she's gone out (to do the) shopping

3) ( habiendo terminado algo) to leave

no salgo de trabajar hasta las siete — I don't finish o leave work until seven

¿a qué hora sales de clase? — what time do you get out of class o finish your class?

¿cuándo sale del hospital? — when is he coming out of (the) hospital?

4)

a) ( como entretenimiento) to go out

estuvo castigado un mes sin salir — he wasn't allowed to go out for a month

salieron a cenar fuera — they went out for dinner

b) ( tener una relación) to go out

salen juntos — they're going out together

salir con alguien — to go out with somebody

¿estás saliendo con alguien? — are you going out with anyone?

5) (a calle, carretera)

¿por aquí se sale a la carretera? — can I get on to the road this way?

¿esta calle sale al Paseo Colón? — does this street come out onto the Paseo Colón?

6) clavo/tapón to come out; anillo to come off

Sentido II

7) (aparecer, manifestarse)

a) cana/sarpullido to appear; (+ me/te/le etc)

me empiezan a salir canas — I'm starting to go gray

ya le ha salido el primer diente — her first tooth has already come through

le están saliendo los dientes — she's teething

me ha salió una ampolla — I've got a blister

le salió un sarpullido — he came out in a rash

me salieron granos — I broke out o (BrE) come out in spots

¿te sale sangre? — are you bleeding o is it bleeding?

me sale sangre de la nariz — my nose is bleeding

a la planta le están saliendo hojas nuevas — the plant's putting out new leaves

b) sol ( por la mañana) to rise, come up; ( de detrás de una nube) to come out

c) ( surgir) tema/idea to come up

yo no se lo pedí, salió de él — I didn't ask him to do it, it was his idea o he offered

ya salió aquello — you (o he etc) had to bring that up; (+ me/te/le etc)

le salió así, espontáneamente — he just came out with it quite spontaneously

me salió en alemán — it came o I said it in German

me salió otro compromiso — something (else) came up

d) carta ( en naipes) to come up

¿ha salido ya el 15? — have they called number 15 yet?

8)

a) ( tocar en suerte) (+ me/te/le etc)

me salió un tema que no había estudiado — I got a subject I hadn't studied

b) ( en un reparto)

salir a algo — to get something

salimos a dos pastelitos cada uno — we get two cakes each

salen a tres mil el par — it works out at three thousand a pair

9) mancha ( aparecer) to appear; ( quitarse) to come out

10)

a) revista/novela to come out; disco to come out, be released

salir al mercado — to come on to the market

b) (en televisión, el periódico) to appear

salió en primera página — it appeared on the front page

salió por or en (la) televisión — she was o appeared on television

c) ( en una foto) to appear; (+ compl)

qué bien saliste en esta foto! — this photo of you is really good

d) ( desempeñando un papel)

sale de pastor — he plays o he is a shepherd

11) (expresando irritación, sorpresa)

ya salió la niña! — her again!

salir con algo: mira con qué sale éste ahora! did you hear what he just said?; no me salgas ahora con eso — don't give me that (colloq)

Sentido III

12) ( expresando logro) (+ me/te/le etc)

¿te salió el crucigrama? — did you finish the crossword?

no me sale esta ecuación — I can't do this equation

no te sale bien el acento — you haven't got the accent right

ahora mismo no me sale su nombre — (fam) I can't think of her name right now

no le salían las palabras — he couldn't get his words out

13) ( resultar)

de aquí no va a salir nada bueno — no good is going to come of this

¿a ti te da 40? a mí me sale 42 — how do you get 40? I make it 42; (+ compl)

las cosas salieron bien — things turned out o worked out well

el plan no salió como esperábamos — the plan didn't work out as we expected

no salió ninguna de las fotos — none of the photographs came out

la foto salió movida — the photograph has come out blurred

tenemos que acabarlo salga como salga — we have to finish it no matter how it turns out

sale muy caro — it works out o is very expensive

salió elegido tesorero — he was elected treasurer

¿qué número salió premiado? — what was the winning number?

salir bien/mal en un examen — (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc)

el postre no me salió bien — the dessert didn't come out right

las cosas no nos han salido bien — things haven't gone right for us

no lo hagas deprisa que te va a salir todo mal — don't try to do it too quickly, you'll do it all wrong

¿cómo te salió el examen? — how did you get on o do in the exam?

el niño les salió muy inteligente — their son turned out (to be) really bright

14) (de situación, estado)

salir de algo: para salir del apuro in order to get out of an awkward situation; está muy mal, no sé si saldrá de ésta she's very ill, I don't know if she'll pull through; no sé cómo vamos a salir de ésta I don't know how we're going to get out of this one; me ayudó a salir de la depresión he helped me get over my depression; (+ compl) salió bien de la operación she came through the operation well; salieron ilesos del accidente they were not hurt in the accident; salió airosa del trance she came through it with flying colors; salir adelante negocio to stay afloat, survive; propuesta to prosper; fue una época muy dura, pero lograron salir adelante — it was a difficult period but they managed to get through it

15) ( con preposición)

a) salir a ( parecerse a) to take after

b) salir con (Col) ( combinar con) to go with

c) salir de (Col, Ven) ( deshacerse de) to get rid of
2.
salirse v pron

1)

a) (de recipiente, límite)

cierra el grifo, que se va a salir el agua — turn off the faucet (AmE) o (BrE) tap, the water's going to overflow

vigila que no se salga la leche — don't let the milk boil over

salirse de algo: el camión se salió de la carretera the truck came/went off the road; el río se salió de su cauce the river overflowed its banks; la pelota se salió del campo de juego the ball went into touch o out of play; procura no salirte del presupuesto try to keep within the budget; te estás saliendo del tema — you're getting off the point

b) (por orificio, grieta) agua/tinta to leak (out), come out; gas to escape, come out

salirse de algo: se está saliendo el aire del neumático the air's coming o leaking out of the tire; se me salió el hilo de la aguja — the needle's come unthreaded

c) (Chi, Méx) pluma/recipiente to leak

2) ( soltarse) to come off; (+ me/te/le etc)

estos zapatos se me salen — these shoes are too big for me

se le salían los ojos de las órbitas — his eyes were popping out of his head

3) ( irse) to leave

salirse de algo — de asociación to leave something

se salió del cine a la mitad de la película — she walked out halfway through the movie

salirse con la suya — to get one's (own) way

* * *

= come out, debouch, depart, exit, go out of, make + departure, march off, quit, take + departure, leave, issue out, start out, go out and about, go out, pop, head out, socialise [socialize, -USA], be out and about, get out and about, go forth.

Ex. Maybe it's the frustrated library school professor in him crying to come out -- whatever it is, give him a chance to show you what he knows.

Ex. As they debouched into the street and hurried back to the library, Jergens thanked Meek for being someone she could share her concerns with.

Ex. He smiled again, waved goodbye, and departed.

Ex. Enter the lesson number you wish, or press the letter 'X' to exit the tutorial.

Ex. In all 20 per cent of visitors went out of the bookshop with a book they had intended to buy, 15 per cent went out with a book they had not intended to buy and 67 went out with both intended and unintended purchases.

Ex. Before making his departure, however, a few hints upon the methods of examining bibliographic compilations are necessary.

Ex. Do not march off full-tilt in front of the readers.

Ex. If you decide not to send or save the message, replace the question mark in front of ' Quit' with another character.

Ex. 'I'm sure we'll be in touch a lot this week!' Suttie took her departure, repeating the offer.

Ex. 'Do you ever let anyone leave without inspecting their bags?' Carpozzi asked as she sidled up to the checker.

Ex. He bade her good day and issued out into the street.

Ex. He went back into the house, addressing his Maker in low agonized tones, changed, and started out again.

Ex. Thursday 22 August is your opportunity to go out and about - seeing at first hand the great variety of library and information centres located in the Central Belt of Scotland.

Ex. They decided one day to take it upon themselves without his knowledge to go out and solicit funds from some of the large corn processors and farm equipment manufacturers.

Ex. The azaleas are popping, the redbuds are in their finest attire, and the dogwoods are lacy jewels at the edge of the wood.

Ex. It's tempting to splurge on a new hi-fi system or head out on a shopping spree, but the smart option might be to pay off an existing debt.

Ex. She is married and has a family, but does not spend much time in the director's office or socialize with her.

Ex. But if you' re out and about like I am, here's where I'll be over the next few nights, and feel free to say hi if you're going to be in the same area.

Ex. Use the links below for ideas to get out and about.

Ex. Finally six men agreed to go forth in their underclothes and nooses around their necks in hopeful expectation that their sacrifice would satisfy the king's bloodlust and he would spare the rest of the citizens.

----

* acabar de salir de = be fresh out of.

* a lo que salga = come what may.

* a veces las cosas salen mal = shit happens.

* a veces sales jodido = shit happens.

* aventurarse a salir = venture forth.

* ayudar a Alguien a salir adelante = help + Nombre + get on + Posesivo + feet.

* cosas + salir bien = things + work out.

* dejar que Alguien se salga con la suya = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.

* entrar y salir = come and go, drift in and out, wander in and out, go into and out of.

* entrar y salir corriendo = run in and out.

* estar saliendo con alguien = be in a dating relationship.

* evitar que + salir = keep + Nombre + in.

* hacer salir = push out, flush out.

* imposibilitado para salir de casa = housebound [house-bound], homebound [home-bound].

* invitar a Alguien a salir = ask + Nombre + out.

* invitar a salir = take + Nombre + out.

* no salir mal parado por = be none the worse for (that), be none the worse for wear.

* obligar a salir = drive out + with a pitchfork, push out.

* obligar a salir de = force from.

* personas que no pueden salir de casa = homebound, the.

* por un lado entra + Nombre + y por otro sale + Nombre = in go + Nombre + at one end, and out come + Nombre + at the other.

* que puede salir en préstamo = loanable.

* salir a = propagate out to, crash to, be out to.

* salir a borbotones = gush out, spurt.

* salir a chorros = gush out, spurt.

* salir a comer = eat out.

* salir a dar una vuelta = go out.

* salir a dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* salir a dar un paseo = go out for + a walk.

* salir adelante = make + ends meet, keep + the wolves from the door, get + unstuck.

* salir adelante a duras penas = eke out + a living, scratch (out) + a living, scrape + a living, eke out + an existence.

* salir adelante en la vida, = get on in + life.

* salir adelante por uno mismo = pull + Reflexivo + up(wards) by + Posesivo + (own) bootstraps.

* salir adelante sin la ayuda de nadie = pull + Reflexivo + up(wards) by + Posesivo + (own) bootstraps.

* salir a echarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir a flote = make + ends meet.

* salir a fumarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir a hurtadillas = steal away.

* salir airoso = pass + muster, pass with + flying colours.

* salir airoso de = ride out.

* salir a la calle = go out, hit + the streets.

* salir a la calle en avalancha = spill (out) into + the streets.

* salir a la luz = come to + light, go + live.

* salir a la palestra = come out in + the open.

* salir a las mil maravillas = work + a treat, come up + a treat, go down + a treat.

* salir a la superficie = surface.

* salir ampollas = blister.

* salir a pasear en coche = go out for + a drive.

* salir a pedir de boca = come up + roses, go off without + a hitch.

* salir apresuradamente = dash off, shoot off.

* salir a subasta = come up for + auction.

* salir a toda prisa = make + a hasty exit.

* salir a tomar una copa = go out for + a drink.

* salir bien = go + well.

* salir bien al final = turn out + right in the end.

* salir bramando = roar out of.

* salir con estupideces = talk + nonsense.

* salir corriendo = leg it, run off, run away, bolt, make + a bolt for, dash off, take off, shoot off, take off + running, take to + Posesivo + heels.

* salir corriendo a la calle = run into + the street.

* salir de = get out of, walk out of, climb out of, break out of, break through, strike out from.

* salir de casa = leave + home.

* salir de copas = go out for + a drink.

* salir de donde menos Uno se lo espera = come out of + the woodwork.

* salir de fiesta = party.

* salir de Guatemala para meterse en Guatapeor = out of the fire and into the frying pan.

* salir de jarana = paint + the town red, go out on + the town.

* salir de juerga = go out + boozing, paint + the town red, go out on + the town.

* salir de la cárcel = release from + jail.

* salir de la miseria = haul + Reflexivo + out of + Posesivo + bog.

* salir del armario = come out of + the closet.

* salir de la rutina tradicional = break out of + the traditional mould.

* salir de la situación = extricate + Reflexivo.

* salir del cascarón = come out of + Posesivo + shell.

* salir del círculo = break out of + circle.

* salir del trabajo = clock off + work.

* salir de marcha = paint + the town red, party, go out on + the town.

* salir de nuevo = come back out.

* salir de parranda = go out + boozing, paint + the town red, go out on + the town.

* salir de paseo = go out for + a walk.

* salir de paseo en coche = go out for + a drive.

* salir de perlas = come up + a treat, go down + a treat.

* salir de + Posesivo + escondite = raise + Posesivo + head above the parapet.

* salir de + Posesivo + refugio = raise + Posesivo + head above the parapet.

* salir de quién sabe dónde = come out of + the woodwork.

* salir desapercibido = sneak out of.

* salir desde = set out from.

* salir de una situación difícil = haul + Reflexivo + out of + Posesivo + bog.

* salir de un impás = circumvent + impasse.

* salir disparado = bolt, make + a bolt for, shoot off, dash off, take to + Posesivo + heels, run off.

* salir disparado de = shoot out of.

* salir echando leches = bolt, take off, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* salir el tiro por la culata = backfire, misfire.

* salir en desbandada = stampede.

* salir en estampida = stampede.

* salir en forma radial de = radiate from.

* salir enojado dando zapatazos = stomp out of.

* salir en pareja con = date.

* salir en tropel = stampede.

* salir escaldado = get + the rough edge of + Posesivo + tongue.

* salir fatal = go + pear-shaped.

* salir fuera = be out and about, get out and about.

* salir ganando = make + a profit, win, compare + favourably, be better off, win + the day, win out, be better served by, come out on + top.

* salir grietas = develop + cracks.

* salir horriblemente mal = go + horribly wrong.

* salir huyendo = make off, do + a bunk.

* salir ileso = escape + injury, leave without + a scratch.

* salir impune = get away with it, get away with + murder, get away + scot-free.

* salir inadvertidamente = sneak out of.

* salir juntos = be an item.

* salir los dientes = cut + Posesivo + teeth.

* salir mal = go + wrong, go + awry, misfire, backfire.

* salir malparado = get + the rough edge of + Posesivo + tongue.

* salir perdiendo = victimise [victimize, -USA], come off + worst, lose out, compare + unfavourably, lose + neck, be a little worse off.

* salir perjudicado = pay + the price, pay + the penalty.

* salir pitando = take off, bolt, make + a bolt for, dash off, shoot off, take to + Posesivo + heels, run off.

* salir por los cerros de Ubeda = go off on + a tangent, go off at + a tangent, fly off on + a tangent.

* salir por piernas = make + a hasty exit.

* salir por pies = take off + running, leg it, take to + Posesivo + heels, run off.

* salir resueltamente = sally forth.

* salir rugiendo = roar out of.

* salir sangre = draw + blood.

* salirse con la de Uno = have + Posesivo + way (with), get away with it.

* salirse con las de Uno = get + Posesivo + (own) way, have + Posesivo + own way, get away with + murder, get away + scot-free.

* salirse de = depart from, opt out of, step out of, spill out of.

* salirse de convencionalismos = think out(side) + (of) the box.

* salirse de la carretera = go off + the road.

* salirse del molde = think out(side) + (of) the box.

* salir según lo planeado = go off + as planned.

* salir según lo previsto = go off + as planned.

* salirse por la tangente = go off + the track, get off + the track, fly off on + a tangent, go off on + a tangent, go off at + a tangent, wander off + track, wander off + topic.

* salir sigilosamente = steal away, slither out of.

* salir sin ganar ni perder = break + even.

* salir sin ser visto = sneak out of, slip out, steal away.

* salir sin un rasguño = leave without + a scratch.

* salir sobre ruedas = go off without + a hitch.

* salir todo bien = land on + Posesivo + (own two) feet.

* salir todo redondo = land on + Posesivo + (own two) feet.

* salir una gotera = spring + a leak.

* salir un momento a = pop down to.

* salir un poco perjudicado = be a little worse prepared, be a little worse off.

* salir volando = bolt, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* salir y caer = fall out (of).

* salir zumbando = bolt, make + a bolt for.

* si no aguantas el calor, sal de la cocina = if you can't stand the heat, get out of the kitchen.

* sol + salir por = sun + rise on.

* volver a salir = come back out.

* volver a salir a la superficie = resurface.

* * *
1.
verbo intransitivo

Sentido I

1) ( partir) to leave

¿a qué hora sale tu tren/tu vuelo? — what time is your train/flight?

el jefe había salido de viaje — the boss was away

salió corriendo or disparada — (fam) she was off like a shot (colloq)

salir de algo — to leave from something

¿de qué andén sale el tren? — what platform does the train leave from?

salgo de casa a las siete — I leave home at seven

salir para algo — to leave for something

2) ( al exterior - acercándose al hablante) to come out; (- alejándose del hablante) to go out

no salgas sin abrigo — don't go out without a coat

no puedo salir, me he quedado encerrado — I can't get out, I'm trapped in here

salir de algo — to come out/get out of something

sal de ahí! — come out of there!

sal de aquí! — get out of here!

sal ya de la cama — get out of bed

¿tú de dónde has salido? — where have you sprung from?

¿de dónde salió este dinero? — where did this money come from?

nunca ha salido de España — he's never been out of Spain

no puede salir del país — she can't leave the country

salir por algo — to leave by something

salió por la puerta de atrás — he went out o left by the back door

tuvo que salir por la ventana — she had to get out through the window

salir a algo: salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; salir a + inf to go out/come out to + inf; ¿sales a jugar? are you coming out to play?; salió a hacer las compras — she's gone out (to do the) shopping

3) ( habiendo terminado algo) to leave

no salgo de trabajar hasta las siete — I don't finish o leave work until seven

¿a qué hora sales de clase? — what time do you get out of class o finish your class?

¿cuándo sale del hospital? — when is he coming out of (the) hospital?

4)

a) ( como entretenimiento) to go out

estuvo castigado un mes sin salir — he wasn't allowed to go out for a month

salieron a cenar fuera — they went out for dinner

b) ( tener una relación) to go out

salen juntos — they're going out together

salir con alguien — to go out with somebody

¿estás saliendo con alguien? — are you going out with anyone?

5) (a calle, carretera)

¿por aquí se sale a la carretera? — can I get on to the road this way?

¿esta calle sale al Paseo Colón? — does this street come out onto the Paseo Colón?

6) clavo/tapón to come out; anillo to come off

Sentido II

7) (aparecer, manifestarse)

a) cana/sarpullido to appear; (+ me/te/le etc)

me empiezan a salir canas — I'm starting to go gray

ya le ha salido el primer diente — her first tooth has already come through

le están saliendo los dientes — she's teething

me ha salió una ampolla — I've got a blister

le salió un sarpullido — he came out in a rash

me salieron granos — I broke out o (BrE) come out in spots

¿te sale sangre? — are you bleeding o is it bleeding?

me sale sangre de la nariz — my nose is bleeding

a la planta le están saliendo hojas nuevas — the plant's putting out new leaves

b) sol ( por la mañana) to rise, come up; ( de detrás de una nube) to come out

c) ( surgir) tema/idea to come up

yo no se lo pedí, salió de él — I didn't ask him to do it, it was his idea o he offered

ya salió aquello — you (o he etc) had to bring that up; (+ me/te/le etc)

le salió así, espontáneamente — he just came out with it quite spontaneously

me salió en alemán — it came o I said it in German

me salió otro compromiso — something (else) came up

d) carta ( en naipes) to come up

¿ha salido ya el 15? — have they called number 15 yet?

8)

a) ( tocar en suerte) (+ me/te/le etc)

me salió un tema que no había estudiado — I got a subject I hadn't studied

b) ( en un reparto)

salir a algo — to get something

salimos a dos pastelitos cada uno — we get two cakes each

salen a tres mil el par — it works out at three thousand a pair

9) mancha ( aparecer) to appear; ( quitarse) to come out

10)

a) revista/novela to come out; disco to come out, be released

salir al mercado — to come on to the market

b) (en televisión, el periódico) to appear

salió en primera página — it appeared on the front page

salió por or en (la) televisión — she was o appeared on television

c) ( en una foto) to appear; (+ compl)

qué bien saliste en esta foto! — this photo of you is really good

d) ( desempeñando un papel)

sale de pastor — he plays o he is a shepherd

11) (expresando irritación, sorpresa)

ya salió la niña! — her again!

salir con algo: mira con qué sale éste ahora! did you hear what he just said?; no me salgas ahora con eso — don't give me that (colloq)

Sentido III

12) ( expresando logro) (+ me/te/le etc)

¿te salió el crucigrama? — did you finish the crossword?

no me sale esta ecuación — I can't do this equation

no te sale bien el acento — you haven't got the accent right

ahora mismo no me sale su nombre — (fam) I can't think of her name right now

no le salían las palabras — he couldn't get his words out

13) ( resultar)

de aquí no va a salir nada bueno — no good is going to come of this

¿a ti te da 40? a mí me sale 42 — how do you get 40? I make it 42; (+ compl)

las cosas salieron bien — things turned out o worked out well

el plan no salió como esperábamos — the plan didn't work out as we expected

no salió ninguna de las fotos — none of the photographs came out

la foto salió movida — the photograph has come out blurred

tenemos que acabarlo salga como salga — we have to finish it no matter how it turns out

sale muy caro — it works out o is very expensive

salió elegido tesorero — he was elected treasurer

¿qué número salió premiado? — what was the winning number?

salir bien/mal en un examen — (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc)

el postre no me salió bien — the dessert didn't come out right

las cosas no nos han salido bien — things haven't gone right for us

no lo hagas deprisa que te va a salir todo mal — don't try to do it too quickly, you'll do it all wrong

¿cómo te salió el examen? — how did you get on o do in the exam?

el niño les salió muy inteligente — their son turned out (to be) really bright

14) (de situación, estado)

salir de algo: para salir del apuro in order to get out of an awkward situation; está muy mal, no sé si saldrá de ésta she's very ill, I don't know if she'll pull through; no sé cómo vamos a salir de ésta I don't know how we're going to get out of this one; me ayudó a salir de la depresión he helped me get over my depression; (+ compl) salió bien de la operación she came through the operation well; salieron ilesos del accidente they were not hurt in the accident; salió airosa del trance she came through it with flying colors; salir adelante negocio to stay afloat, survive; propuesta to prosper; fue una época muy dura, pero lograron salir adelante — it was a difficult period but they managed to get through it

15) ( con preposición)

a) salir a ( parecerse a) to take after

b) salir con (Col) ( combinar con) to go with

c) salir de (Col, Ven) ( deshacerse de) to get rid of
2.
salirse v pron

1)

a) (de recipiente, límite)

cierra el grifo, que se va a salir el agua — turn off the faucet (AmE) o (BrE) tap, the water's going to overflow

vigila que no se salga la leche — don't let the milk boil over

salirse de algo: el camión se salió de la carretera the truck came/went off the road; el río se salió de su cauce the river overflowed its banks; la pelota se salió del campo de juego the ball went into touch o out of play; procura no salirte del presupuesto try to keep within the budget; te estás saliendo del tema — you're getting off the point

b) (por orificio, grieta) agua/tinta to leak (out), come out; gas to escape, come out

salirse de algo: se está saliendo el aire del neumático the air's coming o leaking out of the tire; se me salió el hilo de la aguja — the needle's come unthreaded

c) (Chi, Méx) pluma/recipiente to leak

2) ( soltarse) to come off; (+ me/te/le etc)

estos zapatos se me salen — these shoes are too big for me

se le salían los ojos de las órbitas — his eyes were popping out of his head

3) ( irse) to leave

salirse de algo — de asociación to leave something

se salió del cine a la mitad de la película — she walked out halfway through the movie

salirse con la suya — to get one's (own) way

* * *

= come out, debouch, depart, exit, go out of, make + departure, march off, quit, take + departure, leave, issue out, start out, go out and about, go out, pop, head out, socialise [socialize, -USA], be out and about, get out and about, go forth.

Ex: Maybe it's the frustrated library school professor in him crying to come out -- whatever it is, give him a chance to show you what he knows.

Ex: As they debouched into the street and hurried back to the library, Jergens thanked Meek for being someone she could share her concerns with.

Ex: He smiled again, waved goodbye, and departed.

Ex: Enter the lesson number you wish, or press the letter 'X' to exit the tutorial.

Ex: In all 20 per cent of visitors went out of the bookshop with a book they had intended to buy, 15 per cent went out with a book they had not intended to buy and 67 went out with both intended and unintended purchases.

Ex: Before making his departure, however, a few hints upon the methods of examining bibliographic compilations are necessary.

Ex: Do not march off full-tilt in front of the readers.

Ex: If you decide not to send or save the message, replace the question mark in front of ' Quit' with another character.

Ex: 'I'm sure we'll be in touch a lot this week!' Suttie took her departure, repeating the offer.

Ex: 'Do you ever let anyone leave without inspecting their bags?' Carpozzi asked as she sidled up to the checker.

Ex: He bade her good day and issued out into the street.

Ex: He went back into the house, addressing his Maker in low agonized tones, changed, and started out again.

Ex: Thursday 22 August is your opportunity to go out and about - seeing at first hand the great variety of library and information centres located in the Central Belt of Scotland.

Ex: They decided one day to take it upon themselves without his knowledge to go out and solicit funds from some of the large corn processors and farm equipment manufacturers.

Ex: The azaleas are popping, the redbuds are in their finest attire, and the dogwoods are lacy jewels at the edge of the wood.

Ex: It's tempting to splurge on a new hi-fi system or head out on a shopping spree, but the smart option might be to pay off an existing debt.

Ex: She is married and has a family, but does not spend much time in the director's office or socialize with her.

Ex: But if you' re out and about like I am, here's where I'll be over the next few nights, and feel free to say hi if you're going to be in the same area.

Ex: Use the links below for ideas to get out and about.

Ex: Finally six men agreed to go forth in their underclothes and nooses around their necks in hopeful expectation that their sacrifice would satisfy the king's bloodlust and he would spare the rest of the citizens.

* acabar de salir de = be fresh out of.

* a lo que salga = come what may.

* a veces las cosas salen mal = shit happens.

* a veces sales jodido = shit happens.

* aventurarse a salir = venture forth.

* ayudar a Alguien a salir adelante = help + Nombre + get on + Posesivo + feet.

* cosas + salir bien = things + work out.

* dejar que Alguien se salga con la suya = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.

* entrar y salir = come and go, drift in and out, wander in and out, go into and out of.

* entrar y salir corriendo = run in and out.

* estar saliendo con alguien = be in a dating relationship.

* evitar que + salir = keep + Nombre + in.

* hacer salir = push out, flush out.

* imposibilitado para salir de casa = housebound [house-bound], homebound [home-bound].

* invitar a Alguien a salir = ask + Nombre + out.

* invitar a salir = take + Nombre + out.

* no salir mal parado por = be none the worse for (that), be none the worse for wear.

* obligar a salir = drive out + with a pitchfork, push out.

* obligar a salir de = force from.

* personas que no pueden salir de casa = homebound, the.

* por un lado entra + Nombre + y por otro sale + Nombre = in go + Nombre + at one end, and out come + Nombre + at the other.

* que puede salir en préstamo = loanable.

* salir a = propagate out to, crash to, be out to.

* salir a borbotones = gush out, spurt.

* salir a chorros = gush out, spurt.

* salir a comer = eat out.

* salir a dar una vuelta = go out.

* salir a dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* salir a dar un paseo = go out for + a walk.

* salir adelante = make + ends meet, keep + the wolves from the door, get + unstuck.

* salir adelante a duras penas = eke out + a living, scratch (out) + a living, scrape + a living, eke out + an existence.

* salir adelante en la vida, = get on in + life.

* salir adelante por uno mismo = pull + Reflexivo + up(wards) by + Posesivo + (own) bootstraps.

* salir adelante sin la ayuda de nadie = pull + Reflexivo + up(wards) by + Posesivo + (own) bootstraps.

* salir a echarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir a flote = make + ends meet.

* salir a fumarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir a hurtadillas = steal away.

* salir airoso = pass + muster, pass with + flying colours.

* salir airoso de = ride out.

* salir a la calle = go out, hit + the streets.

* salir a la calle en avalancha = spill (out) into + the streets.

* salir a la luz = come to + light, go + live.

* salir a la palestra = come out in + the open.

* salir a las mil maravillas = work + a treat, come up + a treat, go down + a treat.

* salir a la superficie = surface.

* salir ampollas = blister.

* salir a pasear en coche = go out for + a drive.

* salir a pedir de boca = come up + roses, go off without + a hitch.

* salir apresuradamente = dash off, shoot off.

* salir a subasta = come up for + auction.

* salir a toda prisa = make + a hasty exit.

* salir a tomar una copa = go out for + a drink.

* salir bien = go + well.

* salir bien al final = turn out + right in the end.

* salir bramando = roar out of.

* salir con estupideces = talk + nonsense.

* salir corriendo = leg it, run off, run away, bolt, make + a bolt for, dash off, take off, shoot off, take off + running, take to + Posesivo + heels.

* salir corriendo a la calle = run into + the street.

* salir de = get out of, walk out of, climb out of, break out of, break through, strike out from.

* salir de casa = leave + home.

* salir de copas = go out for + a drink.

* salir de donde menos Uno se lo espera = come out of + the woodwork.

* salir de fiesta = party.

* salir de Guatemala para meterse en Guatapeor = out of the fire and into the frying pan.

* salir de jarana = paint + the town red, go out on + the town.

* salir de juerga = go out + boozing, paint + the town red, go out on + the town.

* salir de la cárcel = release from + jail.

* salir de la miseria = haul + Reflexivo + out of + Posesivo + bog.

* salir del armario = come out of + the closet.

* salir de la rutina tradicional = break out of + the traditional mould.

* salir de la situación = extricate + Reflexivo.

* salir del cascarón = come out of + Posesivo + shell.

* salir del círculo = break out of + circle.

* salir del trabajo = clock off + work.

* salir de marcha = paint + the town red, party, go out on + the town.

* salir de nuevo = come back out.

* salir de parranda = go out + boozing, paint + the town red, go out on + the town.

* salir de paseo = go out for + a walk.

* salir de paseo en coche = go out for + a drive.

* salir de perlas = come up + a treat, go down + a treat.

* salir de + Posesivo + escondite = raise + Posesivo + head above the parapet.

* salir de + Posesivo + refugio = raise + Posesivo + head above the parapet.

* salir de quién sabe dónde = come out of + the woodwork.

* salir desapercibido = sneak out of.

* salir desde = set out from.

* salir de una situación difícil = haul + Reflexivo + out of + Posesivo + bog.

* salir de un impás = circumvent + impasse.

* salir disparado = bolt, make + a bolt for, shoot off, dash off, take to + Posesivo + heels, run off.

* salir disparado de = shoot out of.

* salir echando leches = bolt, take off, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* salir el tiro por la culata = backfire, misfire.

* salir en desbandada = stampede.

* salir en estampida = stampede.

* salir en forma radial de = radiate from.

* salir enojado dando zapatazos = stomp out of.

* salir en pareja con = date.

* salir en tropel = stampede.

* salir escaldado = get + the rough edge of + Posesivo + tongue.

* salir fatal = go + pear-shaped.

* salir fuera = be out and about, get out and about.

* salir ganando = make + a profit, win, compare + favourably, be better off, win + the day, win out, be better served by, come out on + top.

* salir grietas = develop + cracks.

* salir horriblemente mal = go + horribly wrong.

* salir huyendo = make off, do + a bunk.

* salir ileso = escape + injury, leave without + a scratch.

* salir impune = get away with it, get away with + murder, get away + scot-free.

* salir inadvertidamente = sneak out of.

* salir juntos = be an item.

* salir los dientes = cut + Posesivo + teeth.

* salir mal = go + wrong, go + awry, misfire, backfire.

* salir malparado = get + the rough edge of + Posesivo + tongue.

* salir perdiendo = victimise [victimize, -USA], come off + worst, lose out, compare + unfavourably, lose + neck, be a little worse off.

* salir perjudicado = pay + the price, pay + the penalty.

* salir pitando = take off, bolt, make + a bolt for, dash off, shoot off, take to + Posesivo + heels, run off.

* salir por los cerros de Ubeda = go off on + a tangent, go off at + a tangent, fly off on + a tangent.

* salir por piernas = make + a hasty exit.

* salir por pies = take off + running, leg it, take to + Posesivo + heels, run off.

* salir resueltamente = sally forth.

* salir rugiendo = roar out of.

* salir sangre = draw + blood.

* salirse con la de Uno = have + Posesivo + way (with), get away with it.

* salirse con las de Uno = get + Posesivo + (own) way, have + Posesivo + own way, get away with + murder, get away + scot-free.

* salirse de = depart from, opt out of, step out of, spill out of.

* salirse de convencionalismos = think out(side) + (of) the box.

* salirse de la carretera = go off + the road.

* salirse del molde = think out(side) + (of) the box.

* salir según lo planeado = go off + as planned.

* salir según lo previsto = go off + as planned.

* salirse por la tangente = go off + the track, get off + the track, fly off on + a tangent, go off on + a tangent, go off at + a tangent, wander off + track, wander off + topic.

* salir sigilosamente = steal away, slither out of.

* salir sin ganar ni perder = break + even.

* salir sin ser visto = sneak out of, slip out, steal away.

* salir sin un rasguño = leave without + a scratch.

* salir sobre ruedas = go off without + a hitch.

* salir todo bien = land on + Posesivo + (own two) feet.

* salir todo redondo = land on + Posesivo + (own two) feet.

* salir una gotera = spring + a leak.

* salir un momento a = pop down to.

* salir un poco perjudicado = be a little worse prepared, be a little worse off.

* salir volando = bolt, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* salir y caer = fall out (of).

* salir zumbando = bolt, make + a bolt for.

* si no aguantas el calor, sal de la cocina = if you can't stand the heat, get out of the kitchen.

* sol + salir por = sun + rise on.

* volver a salir = come back out.

* volver a salir a la superficie = resurface.

* * *

salir [ I29 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ salir (verbo intransitivo)

Sentido I

A partir

B salir al exterior

C

1 habiendo terminado algo

2 Informática

D

1 como entretenimiento

2 tener una relación

E a una calle, carretera

F salir: clavos, tapones etc

Sentido II

A

1 aparecer, manifestarse

2 salir: sol

3 surgir

4 en naipes

B

1 tocar en suerte

2 en un reparto

C salir: manchas

D

1 salir: revista, novela etc

2 en televisión, el periódico

3 en una foto

4 desempeñando un papel

E expresando irritación, sorpresa

Sentido III

A expresando logro

B resultar

C de una situación, un estado

D parecerse a

E salir con, combinar con

F salir de, deshacerse de

■ salirse (verbo pronominal)

A

1 de un recipiente, un límite

2 por un orificio, una grieta

3 salirse: recipientes etc

B soltarse

C irse

vi

Sentido I

A (partir) to leave

¿a qué hora sale el tren/tu vuelo? what time does the train/your flight leave?, what time is your train/flight?

salieron a toda velocidad they went off at top speed, they sped off

¿está Marcos? — no, ha salido de viaje can I speak to Marcos? — I'm afraid he's away at the moment

salió corriendo or pitando or disparada ( fam); she was off like a shot ( colloq), she shot off ( colloq)

salir DE algo to leave FROM sth

¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?

salgo de casa a las siete I leave home at seven

salir PARA algo to leave FOR sth

los novios salieron para las Bahamas the newlyweds left for the Bahamas

B (al exterior — acercándose al hablante) to come out; (— alejándose del hablante) to go out

no salgas sin abrigo don't go out without a coat

ha salido she's gone out, she's out

ya puedes salir que te he visto you can come on out now, I can see you

no puedo salir, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here

salir DE algo to come out/get out OF sth

¡sal de ahí! come out of there!

¡sal de aquí! get out of here!

sal de debajo de la mesa come out from under the table

no salió de su habitación en todo el día he didn't come out of o leave his room all day

sal ya de la cama get out of bed

de aquí que no salga ni una palabra not a word of this to anyone

¿tú de dónde has salido? where have you sprung from?

¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?

nunca ha salido de España/del pueblo he's never been out of Spain/the village

está en libertad bajo fianza y no puede salir del país she's out on bail and can't leave the country

para impedir que salgan más capitales del país to prevent more capital flowing out of o leaving the country

salir POR algo to leave BY sth

tuvo que salir por la ventana she had to get out through the window

acaba de salir por la puerta de atrás he's just left by the back door, he's just gone out the back door

salir A algo:

salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden

salen al mar por la noche they go out to sea at night

¿quién quiere salir a la pizarra? who wants to come up to the blackboard?

el equipo salió al terreno de juego the team took the field o came onto the field

¿quién te salió al teléfono? who answered (the phone)?

salir A + INF to go out/come out to + INF

¿sales a jugar? are you coming out to play?

ha salido a hacer la compra she's gone out (to do the) shopping

C

1 (habiendo terminado algo) to leave

no salgo de trabajar hasta las siete I don't finish o leave work until seven

empezó a trabajar aquí recién salido de la escuela he started working here just after he left school

¿a qué hora sales de clase? what time do you come out of class o get out of class o finish your class?

¿cuándo sale del hospital/de la cárcel? when is he coming out of (the) hospital/(the) prison?

2 ( Informática) (del sistema) to log off, log out; (de una aplicación) to quit

D

1 (como entretenimiento) to go out

estuvo castigado un mes sin salir he wasn't allowed to go out for a month

salieron a cenar fuera they went out for dinner, they had dinner out

2 (tener una relación) to go out

hace tiempo que salen juntos they've been going out together for a while

salir CON algn to go out WITH sb

¿estás saliendo con alguien? are you going out with anyone?, are you seeing anyone? ( AmE)

E

(a una calle, carretera): ¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?

¿esta calle sale al Paseo Colón? will this street take me to the Paseo Colón?, does this street come out onto the Paseo Colón?

F «clavo/tapón» to come out; «anillo» to come off

el anillo no me sale my ring won't come off, I can't get my ring off

Sentido II

A (aparecer, manifestarse)

1 «cana/sarpullido» to appear

(+ me/te/le etc): ya me empiezan a salir canas I'm starting to go gray, I'm getting gray hairs

ya le han salido los dientes de abajo she's already got o she's already cut her bottom teeth, her bottom teeth have already come through

me ha salido una ampolla I've got a blister

le salió un sarpullido he came out in a rash

le ha salido un chichón en la frente a bump's come up on her forehead

si como chocolate me salen granos if I eat chocolate I break out o ( BrE) come out in spots

a ver ¿te sale sangre? let's have a look, are you bleeding o is it bleeding?

me sale sangre de la nariz my nose is bleeding

a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves, the plant has some new leaves coming out

2 «sol» (por la mañana) to rise, come up; (de detrás de una nube) to come out

parece que quiere salir el sol it looks as though the sun's trying to come out

3 (surgir) «tema/idea» to come up

¿cómo salió eso a la conversación? how did that come up in the conversation?

yo no se lo pedí, salió de él I didn't ask him to do it, it was his idea o he offered

(+ me/te/le etc): le salió así, espontáneamente he just came out with it quite spontaneously

me salió en alemán it came out in German, I said it in German

no me salió nada mejor nothing better came up o turned up

¿has visto el novio que le ha salido? ( fam); have you seen the boyfriend she's found herself? ( colloq)

no voy a poder ir, me ha salido otro compromiso I'm afraid I won't be able to go, something (else) has come up o cropped up

4 «carta» (en naipes) to come up

el as de diamantes todavía no ha salido the ace of diamonds hasn't come up yet

¿ya ha salido el 15? have they called number 15 yet?, has number 15 gone yet?

B

1 (tocar en suerte) (+ me/te/le etc):

me salió un tema que no había estudiado I got a subject I hadn't studied

me salió un cinco I got a five

2 ( Esp) (en un reparto) salir A algo; to get sth

salimos a dos pastelitos cada uno we get two cakes each, it works out as two cakes each

son tres hermanos, así que salen a tres mil cada uno there are three brothers, so they each end up with o get three thousand

C «mancha» (aparecer) to appear; (quitarse) to come out

D

1 «revista» to come out; «novela» to come out, be published; «disco» to come out, be released

un producto que acaba de salir al mercado a new product which has just come on to the market

2 (en televisión, el periódico) to appear

la noticia salió en primera página the news appeared on the front page

salió por or en (la) televisión she was o appeared on television

ayer salió mi primo en or por la televisión my cousin was on (the) television yesterday

3 (en una foto) to appear

no sale en esta foto he doesn't appear in o he isn't in this photograph

(+ compl): ¡qué bien saliste en esta foto! you've come out really well in this photograph, this is a really good photograph of you

4

(desempeñando un papel): ¿tú sales en la obra de fin de curso? are you in the end-of-term play?

sale de pastor he plays o he is a shepherd

me salió de testigo en el juicio ( RPl); he testified on my behalf

le salí de testigo cuando se casó ( RPl); I was a witness at her wedding

E (expresando irritación, sorpresa) salir + GER:

y ahora sale diciendo que no lo sabía and now he says he didn't know

salir CON algo:

¡mira con qué sale éste ahora! did you hear what he just said?

no me salgas ahora con eso don't give me that ( colloq)

y ahora me sale con que no quiere ir and now he tells me he doesn't want to go!

¡a veces sale con cada cosa más graciosa! sometimes she comes out with the funniest things!

Sentido III

A (expresando logro) (+ me/te/le etc):

¿te salió el crucigrama? did you finish the crossword?

no me sale esta ecuación/cuenta I can't do this equation/sum

¿me ayudas con este dibujo que a mí no me sale? can you help me with this drawing? I can't get it right

no te sale el acento mexicano you're not very good at the Mexican accent, you haven't got the Mexican accent right

ahora mismo no me sale su nombre ( fam); I can't think of her name right now

estaba tan entusiasmado que no le salían las palabras he was so excited he couldn't get his words out

B

(resultar): de aquí no va a salir nada bueno no good is going to come of this

van a lo que salga, nunca hacen planes they just take things as they come, they never make plans

¿a ti te da 40? a mí me sale 42 how do you get 40? I make it 42

(+ compl): las cosas salieron mejor de lo que esperábamos things turned out/worked out better than we expected

tenemos que acabarlo salga como salga we have to finish it, no matter how it turns out

no ha salido ninguna de las fotos none of the photographs has come out

la foto ha salido movida the photograph has come out blurred

mandarlo certificado sale muy caro sending it registered mail works out o is very expensive

salió elegido tesorero he was elected treasurer

¿qué número salió premiado? what was the winning number?

salió beneficiado en el reparto he did well out of the division o ( BrE) share-out

(+ me/te/le etc): el postre no me salió bien the dessert didn't come out right

las cosas no nos han salido bien things haven't gone right for us

no lo hagas deprisa que te va a salir todo al revés don't try to do it too quickly, you'll do it all wrong

si lo haces sin regla te va a salir torcido if you do it without a ruler it'll come out crooked

así te va a salir muy caro it'll work out very expensive for you that way

¿cómo te salió el examen? how did you get on o do in the exam?, how did the exam go?

el niño les salió muy inteligente their son turned out (to be) really bright

C (de una situación, un estado) salir DE algo:

para salir del apuro in order to get out of an awkward situation

está muy mal, no sé si saldrá de ésta she's very ill, I don't know if she'll make it o if she'll pull through

no sé cómo vamos a salir de ésta I don't know how we're going to get out of this one

luchan por salir de la miseria en que viven they struggle to escape from the poverty in which they live

me ayudó a salir de la depresión he helped me get over my depression

a este paso no vamos a salir nunca de pobres the way we're going we're never going to stop being poor

(+ compl): salió bien de la operación she came through the operation well

salieron ilesos del accidente they were not hurt in the accident

salió airosa del trance she came through it with flying colors*

salir bien/mal en un examen ( Chi) ( Educ) to pass/fail an exam

salir adelante: fue una época muy dura, pero lograron salir adelante it was a difficult period but they managed to get through it

para que el negocio salga adelante if the business is to stay afloat o survive

la propuesta cuenta con pocas posibilidades de salir adelante the proposal is unlikely to prosper

paso¹ (↑ paso (1))

D salir a (parecerse a) to take after

es gordita, sale a la madre she's chubby, she takes after her mother

¡tiene a quien salir! you can see who she takes after!

en lo tozudo sale a su padre he gets his stubbornness from his father

E salir con ( Col) (combinar con) to go with

F salir de ( Col) (deshacerse de) to get rid of

no han podido salir de él they haven't been able to get rid of him

■ salirse

v pron

A

1

(de un recipiente, un límite): cierra el grifo, que se va a salir el agua turn off the faucet ( AmE) o ( BrE) tap, the water's going to overflow

vigila que no se salga la leche don't let the milk boil over

salirse DE algo:

el camión se salió de la carretera the truck came/went off the road, the truck left the road

el río se salió de su cauce the river overflowed its banks

no te salgas de las líneas keep inside the lines

la pelota se salió del campo de juego the ball went out of play o into touch

procura no salirte del presupuesto try to keep within the budget

te estás saliendo del tema you're getting off the point

2 (por un orificio, una grieta) «agua/tinta» to leak, leak out, come out; «gas» to escape, come out

está rajado y se sale el aceite it's cracked and the oil leaks out

salirse DE algo:

se está saliendo el aire del neumático the air's coming o leaking out of the tire*

se me ha salido el hilo de la aguja the needle's come unthreaded

3 (Chi, Méx) «recipiente/pluma» to leak

B (soltarse) to come off

se ha salido el pomo de la puerta the knob has come off the door

(+ me/te/le etc): estos zapatos se me salen these shoes are too big for me

se le ha salido una rueda it's lost a wheel, one of the wheels has come off

se le salían los ojos de las órbitas his eyes were popping out of his head o were out on stalks

C (irse) to leave salirse DE algo ‹de una asociación› to leave sth

se salió del cine a la mitad de la película she walked out halfway through the movie

salirse con la suya to get one's (own) way

* * *

salir ( conjugate salir) verbo intransitivo
1 ( partir) to leave;
◊ ¿a qué hora sale el tren? what time does the train leave?;

el jefe había salido de viaje the boss was away;
salió corriendo (fam) she was off like a shot (colloq);
salir de algo to leave from sth;
¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?;
salgo de casa a las siete I leave home at seven;
salir para algo to leave for sth
2 ( al exterior — acercándose al hablante) to come out;
(— alejándose del hablante) to go out;
◊ no salgas sin abrigo don't go out without a coat;

no puedo salir, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here;
salir de algo to come out/get out of sth;
¡sal de ahí/de aquí! come out of there/get out of here!;
¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?;
nunca ha salido de España he's never been out of Spain;
salir por la ventana/por la puerta to get out through the window/leave by the door;
salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden;
¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?;
salió a hacer las compras she's gone out (to do the) shopping
3 ( habiendo terminado algo) to leave;
◊ ¿a qué hora sales de clase? what time do you get out of class o finish your class?;

¿cuándo sale del hospital? when is he coming out of (the) hospital?
4
a) ( como entretenimiento) to go out;

◊ salir a cenar to go out for dinner

b) ( tener una relación) to go out;

salir con algn to go out with sb
5 [clavo/tapón/mancha] to come out;
[ anillo] to come off
1 (aparecer, manifestarse)
a) [cana/sarpullido] to appear;

(+ me/te/le etc)
◊ me empiezan a salir canas I'm starting to go gray;

le están saliendo los dientes she's teething;
me salió una ampolla I've got a blister;
le salió un sarpullido he came out in a rash;
me salieron granos I broke out o (BrE) came out in spots;
me sale sangre de la nariz my nose is bleeding;
a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves
b) [ sol] ( por la mañana) to rise, come up;

( de detrás de una nube) to come out
c) ( surgir) [tema/idea] to come up

d) [ carta] ( en naipes) to come up

2
a) [revista/novela] to come out;

[ disco] to come out, be released;
◊ salir al mercado to come on to the market

b) (en televisión, en el periódico) to appear

c) ( en una foto) to appear;

(+ compl)
◊ saliste muy bien en la foto you came out very well in the photo

1 ( expresando logro) (+ me/te/le etc):
◊ no me sale esta ecuación I can't do this equation;

ahora mismo no me sale su nombre (fam) I can't think of her name right now;
no le salían las palabras he couldn't get his words out
2
a) ( costar) to work out;

◊ sale más barato/caro it works out less/more expensive

b) ( resultar):

◊ todo salió bien everything turned out o worked out well;

salió tal como lo planeamos it turned out just as we planned;
no salió ninguna de las fotos none of the photographs came out;
¿qué número salió premiado? what was the winning number?;
salir bien/mal en un examen (Chi fam) to pass/fail an exam;

(+ me/te/le etc)
◊ el postre no me salió bien the dessert didn't come out right

3 (de situación, estado) salir de algo ‹ de apuro› to get out of sth;
‹ de depresión› to get over sth;
◊ salieron ilesos del accidente they were not hurt in the accident;

salir adelante [ negocio] to stay afloat, survive;

[ propuesta] to prosper;
◊ lograron salir adelante they managed to get through it

4 ( con preposición)
a)

◊ salir a ( parecerse a) to take after

b)

◊ salir con (Col) ( combinar con) to go with

salirse verbo pronominal
1
a) (de borde, límite) [ agua] to overflow;

[ leche] to boil over;
salirse de algo ‹ de carretera› to come/go off sth;
‹ de tema› to get off sth;
◊ el río se salió de su cauce the river overflowed its banks;

procura no salirte del presupuesto try to keep within the budget
b) (por orificio, grieta) [agua/tinta] to leak (out), come out;

[ gas] to escape, come out
2 ( soltarse) [pedazo/pieza] to come off;
(+ me/te/le etc)
◊ estos zapatos se me salen these shoes are too big for me

3 ( irse) to leave;
salirse de algo ‹ de asociación› to leave sth;
◊ salirse con la suya to get one's (own) way

salir verbo intransitivo
1 (de un lugar) to go out: nunca ha salido de su país, he's never been out of his country
el ladrón salió por la ventana, the burglar got out through the window
(si el hablante está fuera) to come out: ¡sal de la habitación, por favor! please, come out of the room!
2 Inform to exit
(de un sistema) to log off
3 (partir) to leave: salí de casa a mediodía, I left home at noon
nuestro avión sale a las seis, our plane departs at six
4 (para divertirse) to go out: siempre sale los viernes, she always goes out on Friday
5 (tener una relación) to go out: está saliendo con Ana, he's going out with Ana
6 Dep to start
(en juegos) to lead
7 (manifestarse, emerger) le ha salido un grano en la cara, he has got a spot on his face
me salió sangre de la nariz, my nose was bleeding
(un astro) to rise: la Luna sale al atardecer, the moon comes out in the evening
(retoñar, germinar) to sprout
8 (surgir) la idea salió de ti, it was your idea
9 (aparecer) mi hermana salía en (la) televisión, my sister appeared on television
(un libro, un disco, etc) to come out
10 salir a (parecerse) ha salido a su hermano, he takes after his brother
(costar) el almuerzo sale a 800 pesetas cada uno, lunch works out at 800 pesetas a head
11 (resultar) su hija le ha salido muy estudiosa, her daughter has turned out to be very studious
salió premiado el número 5.566, the winning number was 5,566
(una operación matemática) a él le da 20, pero a mí me sale 25, he gets 20, but I make it 25
12 (costar) nos sale barato, it works out cheap
13 (superar una situación, una gran dificultad) to come through, get over: estuvo muy enfermo, pero salió de esa, he was very ill, but he pulled through
14 (ser elegido por votación) salió alcalde, he was elected mayor
♦ Locuciones: salir con, (manifestación inesperada) no me salgas ahora con estupideces, stop talking nonsense
' salir' also found in these entries:
Spanish:
acampada
- ahora
- airosa
- airoso
- al
- asomarse
- atusar
- boca
- cabronada
- casa
- con
- concebir
- contraluz
- coscorrón
- cuenta
- dar
- dejar
- desalojar
- desfilar
- desorbitar
- dimanar
- echar
- entrar
- estar
- gatas
- grabar
- gracia
- gustar
- hondura
- irse
- niqui
- palestra
- para
- parada
- parado
- paso
- pico
- pierna
- pitar
- portazo
- puntilla
- quite
- rana
- relucir
- revés
- rodada
- rodado
- salida
- sangrar
- señora
English:
after
- appear
- as
- ask out
- average out at
- back out
- be
- blow off
- boomerang
- bootstrap
- break
- break out
- break through
- call away
- can
- check out
- chicken out
- clean up
- climb
- come away
- come off
- come on
- come out
- come up
- crowd
- dash off
- dash out
- date
- depart
- discipline
- do
- doll
- doubtfully
- downpour
- draw out
- drive-through
- emerge
- even
- exit
- fancy
- flounce
- forward
- genie
- get about
- get along
- get away
- get away with
- get off
- get out
- go

* * *

salir

♦ vi

1. [ir fuera] to go out;
[venir fuera] to come out;
¡sal aquí fuera! come out here!;

no pueden salir, están atrapados they can't get out, they're trapped;

¿salimos al jardín? shall we go out into the garden?;

salieron al balcón they went out onto the balcony;

salió a la puerta she came/went to the door;

salir a escena [actor] to come/go on stage;

salir a pasear/tomar el aire to go out for a walk/for a breath of fresh air;

salir a hacer la compra/de compras to go shopping;

salir de to go/come out of;

me lo encontré al salir del cine I met him as I was coming out of the cinema;

¡sal de aquí! get out of here!;

¡sal de ahí! come out of there!;

salimos por la escalera de incendios/la puerta trasera we left via the fire escape/through the back door;

Comp
Fam
porque me sale/no me sale de las narices because I damn well feel like it/damn well can't be bothered;

Comp
muy Fam
porque me sale/no me sale de los huevos because I bloody well feel like it/because I can't be arsed

2. [marcharse] to leave ( para for);
cuando salimos de Quito/del país when we left Quito/the country;

salí de casa/del trabajo a las siete I left home/work at seven;

¿a qué hora o [m5] cuándo sale vuestro vuelo? when does your flight leave?;

¿a qué hora o [m5] cuándo sales de trabajar? what time do you leave o finish work?;

salir corriendo to run off;
Fam
salir pitando to leg it;

salir de vacaciones to go (away) on Br holiday o US vacation;

salir de viaje to go away (on a trip)

3. [ser novios] to go out ( con with);
están saliendo they are going out (together);

¿desde cuándo llevan saliendo? how long have they been going out (together)?

4. [ir a divertirse] to go out;

suelo salir el fin de semana I usually go out at the weekend;

salen mucho a cenar they eat out a lot

5. [librarse]
salir de la droga to get off drugs;

Marisa ha salido de la depresión Marisa has got over o come through her depression;

salir de la miseria to escape from poverty;

salir de un apuro to get out of a tight spot;

le he ayudado a salir de muchos líos I've helped him out of a lot of tricky situations;

no sé si podremos salir de ésta I don't know how we're going to get out of this one;

con este dinero no vamos a salir de pobres this money isn't exactly enough for us never to have to work again

6. [desembocar] [calle, sendero, carretera]
¿a dónde sale esta calle? where does this street come out?

7. [separarse]
este anillo sale fácilmente this ring comes off easily;

este corcho no sale this cork won't come out

8. [resultar] to turn out;

ha salido muy estudioso he's turned out to be very studious;

¿cómo salió la fiesta? how did the party go?;

¿qué salió en la votación? what was the result of the vote?;

a mí me sale un total de 35.000 pesos I've got a total of 35,000 pesos, I make it 35,000 pesos in total;

salió (como) senador por California he was elected (as) senator for California;

salió elegida actriz del año she was voted actress of the year;

salió herido/ileso del accidente he was/wasn't injured in the accident;

salir premiado to be awarded a prize;

salir bien/mal [examen, entrevista] to go well/badly;
[plato, dibujo] to turn out well/badly;
¿qué tal te ha salido? how did it go?;

me ha salido bien/mal [examen, entrevista] it went well/badly;
[plato, dibujo] it turned out well/badly; [cuenta] I got it right/wrong;
normalmente me sale a la primera I normally get it right first time;

a mí la paella no me sale tan bien como a ti my paella never turns out as well as yours does;

¿te salen las cuentas? do all the figures tally?;

salir ganando/perdiendo to come off well/badly

9. [en sorteo, juego] [número, nombre] to come up;

no me ha salido un as en toda la partida I haven't got o had a single ace in the whole game

10. [proceder]
salir de to come from;

el vino sale de la uva wine comes from grapes;

salió de él (lo de) regalarte unas flores it was his idea to get you the flowers

11. [surgir, brotar] [luna, estrellas] to come out;
[sol] to rise; [flores, hojas] to come out; [dientes] to come through;
le han salido varias flores al rosal the rose bush has got several flowers now;

le están saliendo canas he's getting grey hairs, he's going grey;

le están saliendo los dientes her teeth are starting to come through, she's teething;

me salen los colores con tanto cumplido all these compliments are making me blush;

le ha salido un sarpullido en la espalda her back has come out in a rash;

te está saliendo sangre you're bleeding;

me ha salido un grano en la nariz I've got a spot on my nose

12. [aparecer] [publicación, producto, modelo] to come out;
[disco] to come out, to be released; [moda, ley] to come in; [trauma, prejuicios] to come out; [tema, asunto] to come up;
una revista que sale los jueves a magazine that comes out on Thursdays;

su nuevo disco saldrá al mercado en otoño her new record comes out o will be released in the autumn;

salieron (a relucir) todos sus miedos all his fears came out;

¡qué bien sales en esta foto! you look great in this photo!;

ha salido en los periódicos/en la tele it's been in the papers/on TV;

salir de/en [en película, serie, obra de teatro] to appear as/in;

salía de extra en “Ben-Hur” he appeared as o was an extra in “Ben-Hur”;

salir en defensa de alguien to come to sb's defence

13. [presentarse, ofrecerse] [ocasión, oportunidad] to turn up, to come along;
[puesto, empleo] to come up; [problema] to arise; [contratiempo] to occur;
le ha salido una plaza de profesor en Tegucigalpa a job has come up for him as a teacher in Tegucigalpa;

Comp

a lo que salga, salga lo que salga whatever happens

14. [costar]
salimos a 20 dólares por cabeza it came to o worked out at $20 each;

¿por cuánto me saldría una moto de segunda mano? how much would a second-hand motorbike cost me o come to?;

en botella te saldrá más barata la cerveza the beer works out cheaper if you buy it bottled;

salir caro [económicamente] to be expensive;
[por las consecuencias] to be costly
15. [decir u obrar inesperadamente]
nunca se sabe por dónde va a salir you never know what she's going to come out with/do next;

el jefe sale con cada tontería… the boss comes out with some really stupid remarks;

salió con que era un incomprendido y nadie le hacía caso he claimed he was misunderstood and that no one ever took any notice of him;

¿y ahora nos sales con ésas? now you tell us!

16. [parecerse]
salir a alguien to take after sb;

eres un vago, en eso has salido a tu padre you're a layabout, just like your father

17. [en juegos] to lead;

te toca salir a ti it's your lead;

salió con un as she led with an ace;

salen blancas [en damas, ajedrez] white goes first

18. [desaparecer] to come out;

la mancha de vino no sale the wine stain won't come out

19. Informát [instrucción] to quit, to exit;

salir de un programa to quit o exit a program

20.
salir adelante [persona, empresa] to get by;
[proyecto, propuesta, ley] to be successful;
la familia lo está pasando muy mal para salir adelante the family is struggling to get by o to make ends meet

♦ See also the pronominal verb salirse

* * *

salir

v/i

1 leave, go out;

salir de (ir fuera de) leave, go out of; ( venir fuera de) leave, come out of;

salir a Avda. América come out onto Avda. América; de calle lead to Avda. América;

salir de apuros get out of difficulties;

salir corriendo run off;

salir con alguien date s.o., go out with s.o.

2 ( aparecer) appear, come out

3

:

salir a bolsa float, be floated

4 DEP en carrera start;

salir fuera de pelota go out

5 INFOR de programa quit, exit

6 ( parecerse a)

:

salir a alguien de bebé take after s.o.

7 ( resultar)

:

salir bien/mal turn out well/badly;

salió caro tb fig it worked out expensive;

salir ileso escape unharmed;

salir perdiendo end up losing;

salir a 1000 colones cost 1000 colons;

a lo que salga any old how

8

:

¡ya salió aquello! fam why did you have to bring that up?;

salir con algo fam come out with sth;

¿y ahora me sales con que no tienes dinero? and you’re telling me now that you don’t have any money?

9 ( conseguir)

:

el dibujo no me sale fam I can’t get this drawing right;

no me salió el trabajo I didn’t get the job

10

:

salir por alguien stand up for s.o.

* * *

salir {73} vi

1) : to go out, to come out, to get out

salimos todas las noches: we go out every night

su libro acaba de salir: her book just came out

2) partir: to leave, to depart

3) aparecer: to appear

salió en todos los diarios: it came out in all the papers

4) : to project, to stick out

5) : to cost, to come to

6) resultar: to turn out, to prove

7) : to come up, to occur

salga lo que salga: whatever happens

salió una oportunidad: an opportunity came up

8)

salir a : to take after, to look like, to resemble

9)

salir con : to go out with, to date

♦ See also the reflexive verb salirse

* * *

salir vb

1. (en general) to go out

Rafa ha salido Rafa has gone out

salí con mis amigos I went out with my friends

Ana sale con Miguel Ana is going out with Miguel

2. (partir) to leave [pt. & pp. left]

el tren sale a las nueve the train leaves at nine o'clock

salgo de casa a las siete I leave home at seven o'clock

salieron para Bilbao they left for Bilbao

3. (aparecer) to be

me gustaría salir por la tele I'd like to be on TV

¿por qué no sales tú en la foto? why aren't you in the photo?

4. (publicarse) to come out [pt. came; pp. come]

¿cuándo sale esa revista? when does that magazine come out?

5. (sol amanecer) to rise [pt. rose; pp. risen]

¿a qué hora sale el sol? what time does the sun rise?

6. (sol verse) to come out

el sol salió después de comer the sun came out after lunch

7. (surgir) to get

si me sale este trabajo... if I get this job...

le ha salido un diente she's got one tooth

8. (resultar) to turn out / to work out

al final, todo salió bien everything turned out all right at the end

la tortilla te ha salido perfecta your omelette has turned out perfect

salir ganando to do well out of something

salir perdiendo to lose out [pt. & pp. lost]

Spanish-English dictionary > salir
14 ♦ open

♦ open /ˈəʊpən/
A a.

1 aperto ( anche fig.); ( di un fiore, ecc.) sbocciato, dischiuso; franco; leale; sgombro ( da ostruzioni); (naut.) navigabile: open doors, porte aperte; (fon.) an open vowel, una vocale aperta; in the open country, in aperta campagna; the open sea, il mare aperto; l'alto mare; an open river, un fiume sgombro da banchi di sabbia (dal ghiaccio, ecc.); wide open, apertissimo; in the open air, all'aria aperta; an open character, un carattere aperto; (mil.) an open town, una città aperta; to keep one's account open at a bank, avere un conto aperto presso una banca; an open letter, una lettera aperta; I'll be open with you, sarò franco con te

2 libero; aperto al pubblico; pubblico; non riservato; disponibile; vacante; pronto, disposto (a): an open competition, una gara libera; un concorso pubblico; an open meeting, una riunione pubblica; an open scholarship, una borsa di studio non riservata (a categorie speciali); The job is still open, il posto è ancora vacante; to be open to an offer, essere disposto a prendere in considerazione un'offerta; to be open to conviction, essere pronto a ricredersi (o a lasciarsi convincere)

3 indifeso; scoperto; sguarnito; vuoto: ( calcio, ecc.) open goal, porta vuota (o sguarnita); ( tennis) open court, settore del campo scoperto

4 aperto al dubbio; dubbio; indeciso; incerto; insoluto: an open question, una questione dubbia; to leave a matter open, lasciare una faccenda insoluta

5 di dominio pubblico; evidente; manifesto; noto: an open scandal, uno scandalo di dominio pubblico; an open quarrel, una lite nota a tutti; open contempt, evidente disprezzo

6 che dà adito a; esposto; soggetto; che presta il fianco: to be open to attack, prestare il fianco agli attacchi; to be open to temptation, andare soggetto alle tentazioni; This statement is open to misunderstanding, questa affermazione dà adito a fraintendimento (o può essere fraintesa)

7 ( sport: di un giocatore) libero; smarcato: to find an open teammate, pescare un compagno smarcato

8 scoperto: an open car, un'automobile scoperta

9 ( del tempo, ecc.) mite: open weather, tempo mite

10 ( golf, tennis) open

B n.

1 [u] – the open, l'aperta campagna; l'aria aperta

2 ( golf, tennis) open; gara aperta a tutti

● open account, conto aperto ( tra due operatori economici); (rag.) conto non ancora chiuso □ an open-air match, una partita all'aperto □ open-and-shut, ovvio; chiaro; che si risolve subito □ (leg.) an open-and-shut case, un caso semplicissimo □ (metall.) open-arc furnace, forno ad arco indiretto □ (comput.) open architecture, architettura aperta □ open-armed, a braccia aperte; caloroso; cordiale: an open-armed welcome, un'accoglienza calorosa □ (naut.) open berth, ormeggio in rada □ ( sartoria) open-bottom trousers, pantaloni confezionati con l'orlo ancora da cucire □ (chim.) open-chain, a catena aperta □ (comm., leg.) an open cheque, un assegno bancario non sbarrato; un assegno aperto (o al portatore) □ (elettr., TV) open-circuit, a circuito aperto □ (tecn.) open-cycle, a ciclo aperto □ open day, giorno delle visite ( a una caserma, una fabbrica, ecc.); giorno di ricevimento ( dei genitori: a scuola) □ open-door, aperto a tutti □ (polit., comm.) an open-door trade policy, una politica di libertà dei traffici □ an open drain (o sewer), una fogna scoperta; un fosso di scolo □ open-eared, con gli orecchi tesi; tutt'orecchie; attentissimo □ (fin., leg.) open-end, aperto: open-end credit, credito aperto; open-end mortgage, ipoteca aperta □ (fin.) open-end fund, fondo d'investimento «aperto» (o a capitale variabile) □ (mecc.) open-end spanner, chiave fissa ( semplice o doppia); chiave a bocca □ open-ended, senza limite di tempo (rif. a dibattito, ecc.); (polit.) interlocutorio □ an open-ended question, una domanda ( in un questionario, ecc.) a risposta libera □ ( USA) open enrollment, liberalizzazione degli accessi (rif. a università, ecc.) □ open-eyed, con gli occhi sbarrati (o spalancati); a occhi aperti; guardingo; consapevole □ open-faced, a viso scoperto; dal viso aperto (o leale) □ open forum, tribuna aperta □ open-handed, generoso, liberale, munifico; che ha le mani bucate (pop.) □ (med.) open-heart, a cuore aperto: an open-heart operation, un intervento a cuore aperto □ open-hearted, che ha il cuore aperto; franco; leale, sincero; cordiale □ open-heartedness, franchezza, lealtà, sincerità; cordialità □ (metall.) open-hearth furnace, forno a riverbero; forno Martin-Siemens □ (metall.) open-hearth process, processo Martin-Siemens □ ( USA) open house = open day ► sopra □ open letter, lettera aperta □ (econ., fin.) open market, mercato aperto (o libero): open market operations, operazioni di mercato aperto (compravendita di titoli di stato per espandere o ridurre la quantità di moneta nel sistema economico) □ open-minded, che ha la mente aperta; liberale; di larghe vedute, spregiudicato □ open-mindedness, larghezza di vedute, liberalità, spregiudicatezza □ open-mouthed, a bocca aperta; stupito, meravigliato; ( anche) avido, vorace; chiassoso, rumoroso □ ( di abito) open-necked, scollato □ (mil.) open order, ordine sparso □ (ind. min.) open-pit mining, coltivazione a giorno (o a cielo aperto) □ (edil.) open-plan, senza pareti divisorie; a pianta aperta □ an open port, un porto franco □ (polit., in USA) open primary, elezioni preliminari ( per decidere le candidature) □ open prison, prigione aperta; prigione di minima sicurezza □ open sandwich, tartina □ open-sea route, rotta d'altura □ the open season, la stagione in cui la caccia (o la pesca) è aperta □ an open secret, il segreto di Pulcinella □ open-shelf library, biblioteca con accesso libero ai volumi □ open shop, azienda che assume anche operai non iscritti ai sindacati □ (comput.) open-source, open-source ( che ha i codici sorgente a disposizione) □ open space, spazio (libero); ( sport) varco, corridoio, buco (fig.): to look for open space, cercare spazio; tentare il corridoio □ (archit.) open-space (agg.), open-space; senza pareti divisorie; con pareti scorrevoli □ ( sport) open stand, tribuna scoperta □ ( poker) open straight, scala aperta □ an open syllable, una sillaba che termina in vocale □ open system, sistema aperto □ ( sport) open terraced banking, scalinata scoperta □ open-top, ( di autobus, ecc.) senza tetto, scoperto; ( di auto) decappottabile □ (comm.) open to the nearest offer, trattabile □ (in GB) the Open University, «l'Università aperta» ( operante per corrispondenza o per televisione) □ (leg.) open verdict, verdetto (della giuria di un ► «coroner») di non luogo a procedere ( in un caso di morte sospetta) □ (naut.) open water, acque libere dal ghiaccio □ (leg.) a case tried in open court, una causa discussa in presenza del pubblico (o a porte aperte, in pubblica udienza) □ (fig.) to come into the open, essere franco (o sincero); metter le carte in tavola □ to fire in the open air, sparare in aria □ (fig.) to force an open door, sfondare una porta aperta □ ( sport) a goal from open play, un gol segnato su azione ( e non con calcio piazzato) □ in the open, all'aperto □ to keep open house, tener casa aperta; essere molto ospitale □ to lay oneself open to attack, esporsi (o prestare il fianco) agli attacchi □ with open arms, a braccia aperte □ Doors open at six p.m. ( cartello), si apre alle diciotto ( nei cinema, teatri, ecc.) □ The door flew open, la porta si spalancò □ There are three courses open to us, abbiamo tre possibili scelte.
♦ (to) open /ˈəʊpən/
A v. t.

1 aprire; schiudere; cominciare; iniziare; intraprendere; manifestare; palesare; rivelare; scavare; stappare; sgombrare, pulire ( una strada, ecc.); rendere navigabile ( un canale): to open a box, aprire una scatola; to open a new road, aprire una nuova strada; to open one's hand, aprire (o stendere) la mano; to open an account at a bank, aprire un conto in banca; to open a shop, aprire un negozio; to open a debate, aprire un dibattito; to open a campaign, dare inizio a una campagna ( militare o di propaganda); to open a business concern, aprire un'azienda; intraprendere un'attività commerciale; to open one's heart (o one's mind) to sb., aprire il cuore (o l'animo) a q.; to open fire on, aprire il fuoco contro; to open one's designs, rivelare i propri piani; to open a well, scavare un pozzo; to open a bottle, aprire (o stappare) una bottiglia

2 (mil.) allargare; rompere: The soldiers opened their ranks, i soldati ruppero le righe

3 (med.) aprire, incidere ( un ascesso, ecc.)

4 dare adito a ( critiche, ecc.); esporre

B v. i.

1 aprirsi; aprire; schiudersi; manifestare; rivelarsi; sbocciare: The door opened, la porta si è aperta; Open in the name of the law!, aprite in nome della legge!; When does school open again?, quando si riapre la scuola?; The buds are opening, i boccioli si stanno aprendo; The roses are beginning to open, le rose cominciano a sbocciare; The session opened yesterday, la sessione si è aperta ieri

2 aprire i battenti, iniziare; cominciare (a fare qc.): The Book Show is opening tomorrow, la Fiera del Libro apre i battenti domani; He opened with a compliment, cominciò facendo un complimento

3 ( anche naut.) apparire; aprirsi (alla vista): The harbour lights opened, apparvero le luci del porto

4 ( Borsa, fin., comm.) aprire ( le contrattazioni): Chemicals opened at par yesterday, i titoli della chimica hanno aperto alla pari ieri

5 (mil.) aprire il fuoco

6 ( poker) aprire ( il gioco)

● to open the ball, aprire il ballo; dare inizio alle danze □ (leg.: d'un avvocato) to open a case, cominciare a perorare una causa □ (fig.) to open the door to st., aprire la strada a qc. □ to open one's eyes wide, spalancare gli occhi □ (fig.) to open sb. 's eyes (to st.), aprir gli occhi a q. (su qc.) □ to open ground, dissodare il terreno □ (polit.) to open Parliament, inaugurare una sessione del parlamento □ (fam.) to open sb. 's mouth, far parlare q.; costringere q. a parlare □ ( sport) to open the scoring, aprire le segnature.

English-Italian dictionary > ♦ open
15 pull

1. transitive verb
1) (draw, tug) ziehen an (+ Dat.); ziehen [Hebel]

pull aside — beiseite ziehen

pull somebody's or somebody by the hair/ears/sleeve — jemanden an den Haaren/Ohren/am Ärmel ziehen

pull shut — zuziehen [Tür]

pull something over one's ears/head — sich (Dat.) etwas über die Ohren/den Kopf ziehen

pull the other one or leg[, it's got bells on] — (fig. coll.) das kannst du einem anderen erzählen

pull to pieces — in Stücke reißen; (fig.): (criticize severely) zerpflücken [Argument, Artikel]

2) (extract) [her]ausziehen; [heraus]ziehen [Zahn]; zapfen [Bier]

3) (coll.): (accomplish) bringen (ugs.)

pull a stunt or trick — etwas Wahnsinniges tun

4)

pull a knife/gun on somebody — ein Messer/eine Pistole ziehen und jemanden damit bedrohen

5)

not pull one's punches — (fig.) nicht zimperlich sein
2. intransitive verb
1) ziehen

‘Pull’ — "Ziehen"

2)

pull [to the left/right] — [Auto, Boot:] [nach links/rechts] ziehen

3) (pluck)

pull at — ziehen an (+ Dat.)

pull at somebody's sleeve — jemanden am Ärmel ziehen
3. noun
1) Zug, der; Ziehen, das; (of conflicting emotions) Widerstreit, der

give a pull at something — an etwas (Dat.) ziehen

2) no pl. (influence) Einfluss, der ( with auf + Akk., bei)

Phrasal Verbs:

- academic.ru/58945/pull_ahead">pull ahead

- pull apart

- pull away

- pull back

- pull down

- pull in

- pull into

- pull off

- pull on

- pull out

- pull over

- pull through

- pull together

- pull up

* * *
[pul] 1. verb
1) (to (try to) move something especially towards oneself usually by using force: He pulled the chair towards the fire; She pulled at the door but couldn't open it; He kept pulling the girls' hair for fun; Help me to pull my boots off; This railway engine can pull twelve carriages.) ziehen

2) ((with at or on) in eg smoking, to suck at: He pulled at his cigarette.) ziehen

3) (to row: He pulled towards the shore.) rudern

4) ((of a driver or vehicle) to steer or move in a certain direction: The car pulled in at the garage; I pulled into the side of the road; The train pulled out of the station; The motorbike pulled out to overtake; He pulled off the road.) sich bewegen
2. noun
1) (an act of pulling: I felt a pull at my sleeve; He took a pull at his beer/pipe.) der Zug

2) (a pulling or attracting force: magnetic pull; the pull (=attraction) of the sea.) die Anziehungskraft

3) (influence: He thinks he has some pull with the headmaster.) der Einfluß

•

- pull apart / to pieces
- pull down
- pull a face / faces at
- pull a face / faces
- pull a gun on
- pull off
- pull on
- pull oneself together
- pull through
- pull up
- pull one's weight
- pull someone's leg
* * *

pull

[pʊl]

I. NOUN

1. (tug) Zug m, Ziehen nt

he gave the door a sharp \pull to open it er zog kräftig an der Tür, um sie zu öffnen

2. no pl (force) Zugkraft f; of the earth, moon Anziehungskraft f; of the water Sog m

3. (on a cigarette) Zug m; (on a bottle) Schluck m

to take a \pull on [or at] a cigarette an einer Zigarette ziehen

to take a \pull on [or at] a bottle einen Schluck aus der Flasche nehmen

4. (attraction) of an event, a thing Anziehung f, Anziehungskraft f; of a person Anziehungskraft f

one of the \pulls of urban life is... was das Leben in der Stadt auch attraktiv macht, ist...

5. no pl ( fam: influence) Einfluss m

she's still got quite a bit of \pull in the club sie hat schon noch eine Menge zu sagen im Klub

6. (handle) [Hand]griff m

bell \pull Klingelzug m

curtain \pull Vorhangzugstange f

door \pull Türgriff m

7. no pl (effort) Anstrengung f

it's a long \pull to the summit bis zum Gipfel muss man sich ganz schön anstrengen

8. BRIT, AUS (sl: seek partner)

▪ to be on the \pull (for a woman) auf Weiberjagd sein sl; (for a man) auf Männerfang sein sl

9. MED Zerrung f

10. TYPO Abzug m

11. SPORT (in baseball, golf) Pull m fachspr (Schlag, der dem Ball einen Linksdrall gibt); (in cricket) Pull m fachspr (besonders gekonnter Schlag von einer Seite zur anderen)

II. TRANSITIVE VERB

1. (draw)

▪ to \pull sth/sb etw/jdn ziehen

he \pulled her gently towards him er zog sie sanft an sich

to \pull a cart/plough einen Wagen/Pflug ziehen

to \pull the curtains die Vorhänge zuziehen

to \pull a door shut eine Tür zuziehen

to \pull a lever/rope an einem Hebel/Seil ziehen

to \pull the trigger abdrücken

2. (put on)

to \pull sth over one's head clothes sich dat etw über den Kopf ziehen [o fam überziehen

3. MED (strain)

to \pull a muscle/tendon sich dat einen Muskel/eine Sehne zerren

4. ( fam: take out)

to \pull a gun/knife eine Pistole/ein Messer ziehen

to \pull a gun/knife on sb jdn mit einer Pistole/einem Messer bedrohen

to \pull a tooth einen Zahn ziehen

5. (move)

to \pull a vehicle to the right/left ein Fahrzeug nach rechts/links ziehen

6. (attract)

to \pull a crowd eine Menschenmenge anziehen

7. BRIT, AUS (sl: attract sexually)

▪ to \pull sb jdn aufreißen sl

8. (involve)

▪ to \pull sb into sth jdn in etw akk hineinziehen

he was \pulled into the argument er wurde in die Diskussion verwickelt

9. (help through)

▪ to \pull sb through sth jdn durch etw akk durchbringen

his wife \pulled him through the illness seine Frau half ihm, die Krankheit durchzustehen

10. ( fam: cancel)

to \pull an event eine Veranstaltung absagen

to \pull an advertisement eine Anzeige zurückziehen

11. BRIT (draw beer)

to \pull [sb/oneself] a pint BRIT [jdm/sich] ein Bier zapfen

12. AM (withdraw)

to \pull a player SPORT einen Spieler aus dem Spiel nehmen

to \pull a horse ein Pferd parieren [o verhalten] fachspr

13. (in baseball, golf)

▪ to \pull sth etw verpatzen [o fam vermasseln]

to \pull a shot einen Schlag/Schuss verpatzen

14. (in cricket)

to \pull the ball den Ball gekonnt von einer Seite auf die andere spielen

15. COMPUT

to \pull data Daten ziehen

16.

▶ to \pull sth out of the bag [or hat] etw aus dem Hut zaubern

▶ to \pull the carpet [or rug] from under sb jdm den Boden unter den Füßen wegziehen

▶ to \pull a face [at sb] [jdm] eine Grimasse schneiden

▶ to \pull a fast one (sl) einen [gerissenen] Trick anwenden

▶ to \pull sb's leg ( fam) jdn auf den Arm nehmen

▶ \pull the other leg [or one] [it's got bells on] BRIT ( fam) das kannst du deiner Oma erzählen fam

▶ to \pull the plug ( fam) den Hahn zudrehen

▶ to \pull one's punches ( fam) sich akk zurückhalten

his articles don't \pull any punches seine Artikel sind nicht gerade spektakulär

▶ to \pull [all] the stops out sich akk ins Zeug legen

▶ to \pull strings Beziehungen spielenlassen

▶ to \pull a trick on sb jdn reinlegen

▶ to \pull one's weight ( fam) seinen [An]teil beitragen [o leisten], sich akk einsetzen

III. INTRANSITIVE VERB

1. (draw)

▪ to \pull [at sth] [an etw dat] ziehen

“\pull” „Ziehen“

to \pull at [or on] a cigar/cigarette an einer Zigarre/Zigarette ziehen

2. (work hard) engine arbeiten, sich akk anstrengen

you can hear the engine \pulling, the hill's too steep for the little car man kann hören, wie der Motor arbeitet, die Steigung ist zu viel für das kleine Auto

the engine warmed up quickly and \pulled well der Motor wurde schnell warm und zog gut

3. (drive)

▪ to \pull into sth in etw akk hineinfahren [o einbiegen]

the car \pulled into the driveway das Auto fuhr in die Einfahrt

to \pull off a road von einer Straße abfahren

4. (move) ziehen

the wheel is \pulling to the right das Steuer zieht nach rechts

5. BRIT (sl: attract sexually) jdn aufreißen sl

so, did you \pull last night? und, hast du letzte Nacht jemanden aufgerissen?

6. ( fam: support)

▪ to \pull for sb jdn anfeuern

7. NAUT pullen fachspr, rudern

he \pulled towards the shore er hielt auf das Ufer zu

to \pull at the oars sich akk in die Riemen legen

8. (in baseball, golf) einen Pull ausführen fachspr (Schlag, der dem Ball einen Linksdrall gibt); (in cricket) einen Pull ausführen fachspr (besonders gekonnter Schlag von einer Seite zur anderen)

9. SPORT (in American football) ein Spieler der Offensive verlässt seine Position, um die führende Rolle zu übernehmen

* * *
[pʊl]
1. n

1) (= tug) Ziehen nt; (short) Ruck m; (lit, fig = attraction) Anziehungskraft f; (of current) Sog m

he gave her/the rope a pull — er zog sie/am Seil

I felt a pull at my sleeve — ich spürte, wie mich jemand am Ärmel zog

the pull of family ties brought him home again — familiäre Bande zogen ihn wieder nach Hause

to be on the pull ( Brit inf ) — auf Mädchen/Männer aus sein

2) (= uphill journey) Anstieg m

3) (inf: influence) Beziehungen pl (with zu)

she has some pull with the manager — sie kann beim Chef was erreichen

he has pull in the right places — er hat an den richtigen Stellen seine Leute sitzen

4) (at pipe, beer) Zug m

he took a pull at his cigar — er zog an seiner Zigarre

he took a pull at his glass — er nahm einen Schluck aus seinem Glas

5) (TYP: proof) Abzug m

2. vt

1) (= draw, drag) ziehen

he pulled the dog behind him — er zog den Hund hinter sich (dat) her

to pull a door shut —

he pulled her toward(s) him — er zog sie an sich (acc)

2) (= tug) handle, rope, bell ziehen an (+dat); boat rudern

he pulled her hair — er zog sie an den Haaren

to pull sth to pieces (lit) — etw zerreißen, etw in Stücke reißen; ( fig

to pull sb's leg (fig inf) — jdn auf den Arm nehmen (inf)

pull the other one(, it's got bells on) ( Brit inf ) — das glaubst du ja selber nicht!, das kannst du deiner Großmutter erzählen! (inf)

she was the one pulling the strings — sie war es, die alle Fäden in der Hand hielt

to pull rank (on sb) — (jdm gegenüber) den Vorgesetzten herauskehren

to pull one's punches (fig) — sich zurückhalten

when it came to criticizing other people he didn't pull his or any punches — wenn es darum ging, andere zu kritisieren, zog er ganz schön vom Leder (inf)

3) (= extract, draw out) tooth, cork (heraus)ziehen; gun, knife ziehen; weeds, lettuce herausziehen; beer zapfen

to pull a gun on sb — jdn mit der Pistole bedrohen

4) (= strain) muscle sich (dat) zerren; (= tear) thread, ziehen

5) (= attract) crowd anziehen; (Brit inf sexually) rumkriegen (inf)

Tim pulled last night — Tim hat gestern Nacht eine Frau vernascht (inf)

a sports car always pulls the girls (inf) — mit einem Sportwagen kommt man leichter an die Mädchen ran (inf)

6) (inf: carry out, do) deal durchziehen (inf); (criminal) job drehen (inf)

what are you trying to pull? (inf) — was heckst du wieder aus? (inf)

to pull a stunt — Geschichten machen

7) (= cancel) TV programme, concert etc absagen

8) (TYP)

to pull a proof — einen Abzug machen

9) (GOLF, CRICKET, BASEBALL) verziehen, auf die der Schlaghand entgegengesetzte Seite schlagen

3. vi

1) (= draw) ziehen (on, at an +dat)

to pull to the left/right (car, brakes) —

the car/engine isn't pulling very well — der Wagen/Motor zieht nicht richtig

to pull on one's cigarette — an seiner Zigarette ziehen

to pull for sb/sth ( US inf ) — jdn/etw unterstützen

2) (= move train, car etc) fahren

the car pulled into the driveway — der Wagen fuhr in die Einfahrt

he pulled across to the left-hand lane —

he pulled into the next lay-by — er fuhr auf den nächsten Halteplatz

he pulled into the kerb/the side of the road — er fuhr an den Bordstein heran/an den Straßenrand

to pull alongside — seitlich heranfahren; (Naut) längsseits kommen

to pull off the road — am Straßenrand anhalten

the oarsmen pulled for or toward(s) the shore — die Ruderer hielten auf das Ufer zu

3) (Brit inf sexually) jemanden rumkriegen (inf)

* * *

pull [pʊl]

A s

1. Ziehen n, Zerren n

2. Zug m, Ruck m:

give sth a strong pull kräftig an etwas ziehen

3. TECH Zug(kraft) m(f):

have more pull fig den längeren Arm haben, am längeren Hebel sitzen

4. Anziehungskraft f (auch fig):

her charm has lost its pull fig ihr Charme zieht oder greift nicht mehr

5. fig Zugkraft f, Werbewirksamkeit f

6. ELEK Anzugskraft f (eines Relais)

7. Zug m, Schluck m ( beide:

at aus)

8. Zug(griff) m, -leine f

9. a) Ruderpartie f, Bootsfahrt f

b) Ruderschlag m:

go for a pull eine Ruderpartie machen

10. Golf: Pull m (Schlag, bei dem der Ball an einem Punkt landet, der in einer der Schlaghand entgegengesetzten Richtung vom Ziel liegt)

11. Zügeln n, Verhalten n (eines Pferdes)

12. ermüdende Steigung

13. ( long pull große) Anstrengung, Schlauch m umg, fig auch Durststrecke f

14. Vorteil m (over, of vor dat, gegenüber)

15. umg (with) (heimlicher) Einfluss (auf akk), Beziehungen pl (zu):

he has some pull with the Almighty er hat einen Draht zum lieben Gott

16. TYPO Fahne f, erster Abzug, Probeabzug m

B v/t

1. ziehen:

pull the blanket over one’s head sich die Decke über den Kopf ziehen

2. zerren (an dat):

pull sb’s ears, pull sb by the ears jemanden an den Ohren ziehen;

pull a muscle sich eine Muskelzerrung zuziehen, sich etwas zerren; siehe auch die Verbindungen mit den entsprechenden Substantiven, z. B. face A 2, leg Bes Redew

3. reißen: → piece A 2

4. auch pull out eine Pflanze ausreißen

5. auch pull out einen Zahn ziehen

6. Blumen, Äpfel etc pflücken

7. Flachs raufen, zupfen

8. a) eine Gans etc rupfen

b) Leder enthaaren

9. Unterstützung, Kundschaft gewinnen, sich etwas sichern

10. Golf: den Ball pullen ( → A 10)

11. a) ein Pferd zügeln

b) ein Rennpferd pullen, verhalten

12. pull one’s punches

a) (Boxen) verhalten schlagen,

b) fig sich zurückhalten;

not pull one’s punches, pull no punches fig vom Leder ziehen, kein Blatt vor den Mund nehmen

13. ein Boot rudern:

pull a good oar gut rudern; → weight A 3

14. Riemen haben:

the boat pulls four oars das Boot führt vier Riemen

15. TYPO Fahnen abziehen

16. ein Messer etc ziehen:

pull a pistol on sb jemanden mit der Pistole bedrohen

17. sl etwas drehen (etwas ausführen): → fast¹ A 1, job¹ A 7

18. sl etwas tun, hinter sich bringen, Wache schieben

19. sl seinen Rang etc betonen, raushängen ( beide:

on sb jemandem gegenüber)

20. a) auch pull in Zuschauer etc anziehen, anlocken

b) Stimmen bekommen

21. US sl

a) einen Streik ausrufen

b) einen Betrieb zum Streik aufrufen

22. sl

a) → pull in A 4

b) eine Razzia machen in (dat), eine Spielhölle etc ausheben

23. einen Antrag etc zurückziehen

24. SPORT einen Spieler vom Platz oder vom Eis nehmen (Trainer)

C v/i

1. ziehen (at an dat)

2. zerren, reißen ( beide:

at an dat)

3. am Zügel reißen (Pferd)

4. ziehen, saugen (at an der Pfeife etc)

5. einen Zug machen, trinken ( beide:

at aus)

6. sich vorwärts bewegen oder arbeiten:

pull into the station BAHN (in den Bahnhof) einfahren;

pull to the kerb (bes US curb) an den Bordstein heranfahren

7. Golf: pullen, einen Pull schlagen oder spielen ( → A 10)

8. sl ziehen, Zugkraft haben (Reklame etc)

* * *
1. transitive verb
1) (draw, tug) ziehen an (+ Dat.); ziehen [Hebel]

pull aside — beiseite ziehen

pull somebody's or somebody by the hair/ears/sleeve — jemanden an den Haaren/Ohren/am Ärmel ziehen

pull shut — zuziehen [Tür]

pull something over one's ears/head — sich (Dat.) etwas über die Ohren/den Kopf ziehen

pull the other one or leg[, it's got bells on] — (fig. coll.) das kannst du einem anderen erzählen

pull to pieces — in Stücke reißen; (fig.): (criticize severely) zerpflücken [Argument, Artikel]

2) (extract) [her]ausziehen; [heraus]ziehen [Zahn]; zapfen [Bier]

3) (coll.): (accomplish) bringen (ugs.)

pull a stunt or trick — etwas Wahnsinniges tun

4)

pull a knife/gun on somebody — ein Messer/eine Pistole ziehen und jemanden damit bedrohen

5)

not pull one's punches — (fig.) nicht zimperlich sein
2. intransitive verb
1) ziehen

‘Pull’ — "Ziehen"

2)

pull [to the left/right] — [Auto, Boot:] [nach links/rechts] ziehen

3) (pluck)

pull at — ziehen an (+ Dat.)

pull at somebody's sleeve — jemanden am Ärmel ziehen
3. noun
1) Zug, der; Ziehen, das; (of conflicting emotions) Widerstreit, der

give a pull at something — an etwas (Dat.) ziehen

2) no pl. (influence) Einfluss, der ( with auf + Akk., bei)

Phrasal Verbs:

- pull ahead

- pull apart

- pull away

- pull back

- pull down

- pull in

- pull into

- pull off

- pull on

- pull out

- pull over

- pull through

- pull together

- pull up

* * *

v.

reißen v.

(§ p.,pp.: riß, ist/hat gerissen)

zerren v.

ziehen v.

(§ p.,pp.: zog, ist/hat gezogen)

English-german dictionary > pull
16 echar

v.

1 to throw.

echar algo a la basura to throw something in the bin

Ella echa la basura She throws the garbage.

2 to put.

echa esos pantalones a la lavadora put those trousers in the washing machine

3 to pour (añadir) (vino, agua).

échame más zumo, por favor (sal, azúcar) could you pour me some more juice, please?

4 to give (decir) (discurso).

5 to post(postcard, letter).

echar algo al correo to put something in the post, to post something, to mail something (United States)

6 to give off, to emit (humo, vapor, chispas).

está que echa humo (informal figurative) she's fuming

El silenciador echa gases tóxicos The muffler emits toxic gases.

7 to sprout, to shoot (hojas, flores).

Mi mata de café echó hojitas My coffee plant sprouted leaves.

8 to lie (down).

9 to tell (buenaventura).

echar las cartas (a alguien) to read somebody's fortune (in cards)

10 to fire, to turn out, to dismiss.

La empresa echó a los empleados The company fired the employees.

11 to put in, to add in, to pour, to pour in.

Ella le echó agua al balde She put water in the pail.

12 to cast out, to throw out, to ditch, to drop.

María echó al borracho Mary cast out the wino.

13 to blame, to attribute.

Le echó la culpa a Ricardo He attributed the blame to Ricardo.

14 to blurt out.

Nos echó una andanada de insultos He blurted out insults on us.

* * *

echar

► verbo transitivo

1 (lanzar) to throw

■ echar monedas en la fuente to throw coins in the fountain

2 (dejar caer) to put, drop

3 (líquido) to pour; (comida) to give; (sal) to add, put in

4 (carta) to post, US mail

5 (expulsar) to throw out

■ lo han echado del cine he was thrown out of the cinema

6 (despedir de empleo) to sack, dismiss, fire

■ me han echado I've been sacked

7 (brotar, salir - plantas) to sprout; (- dientes) to cut; (- pelo) to grow

8 (decir) to tell

9 (emanar) to give out, give off

■ la caja de fusibles echa chispas sparks are coming out of the fuse box

10 (suponer, calcular) to guess

■ yo le echo 40 I think she's 40

11 (poner, aplicar) to put on, apply

12 (llave) to lock, turn; (cerrojo) to bolt, fasten

■ echa la llave lock the door, lock it

■ echa el cerrojo bolt the door, fasten the bolt

13 (multas, tributos) to give, impose

14 (en naipes) to deal

15 familiar (en el cine, teatro) to show, put on

■ echan una buena película en la tele there's a good film on TV

► verbo intransitivo

1 echar a + inf (empezar) to begin to

■ echó a andar he began to walk

■ echó a correr she ran off

2 echar de + inf (dar)

■ echar de comer to feed

3 echar por (seguir, ir) to take, follow

■ echó por la izquierda he went left

► verbo pronominal echarse

1 (arrojarse) to throw oneself

2 (tenderse) to lie down

■ me voy a echar un rato I'm going to lie down for a bit

3 (ponerse) to put on

4 (novio, novia) to get oneself

5 echarse a + inf (empezar) to begin to

■ se echó a reír he burst out laughing

\

FRASEOLOGÍA

echar a cara o cruz to toss for

echar a un lado to push aside

echar a perder to spoil

echar a suertes to draw lots

echar abajo→ link=echarechar por tierra

echar algo a suertes figurado to draw lots for something

echar barriga / echar carnes to put on weight

echar cuentas to calculate

echar de menos / echar en falta to miss

■ la echa de menos he misses her

echar el freno to put the brake on

echar en cara to blame

echar la buenaventura to tell somebody's fortune

echar la casa por la ventana figurado to spare no expense, splash out

echar las bases de to lay the foundations for

echar leña al fuego figurado to add fuel to the fire

echar maldiciones to curse

echar mano a algo to reach for something

echar mano de to make use of

echar pelillos a la mar figurado to bury the hatchet

echar por tierra (edificio) to demolish 2 (reputación etc) to ruin

echar un cigarrillo to smoke a cigarette

echar una mano to give a hand

echar una mirada / echar una ojeada to have a look, have a quick look

echar una parrafada to have a chat

echar una partida to play a game

echar una regañina a alguien / echar un sermón a alguien to tell somebody off

echar una siesta to have a siesta

echarse a perder (alimentos) to go bad 2 (personas) to go downhill

echarse a un lado to move to one side

echarse atrás (inclinarse) to lean back 2 (repensárselo) to have second thoughts, get cold feet

echárselas de familiar to claim to be

■ se las echa de valiente he claims to be brave

* * *

verb

1) to throw, throw out

2) fire, dismiss

3) put forth

4) add

5) launch

6) put

•

- echar a perder
- echar de menos
- echarse
* * *
Para las expresiones echar abajo, echar en cara, echar la culpa, echar en falta, echar de menos, echar a perder, echar raíces, echar a suertes, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) (=tirar) [+ pelota, piedra, dados] to throw; [+ basura] to throw away; [+ ancla, red] to cast; [+ moneda al aire] to toss; [+ mirada] to cast, give; [+ naipe] to deal

échame las llaves — throw me the keys

échalo a la basura — throw it away

¿qué te han echado los Reyes? — ≈ what did you get for Christmas?

- echarlas

2) (=poner) to put

echar carbón a la lumbre — to put coal on the fire

he echado otra manta en la cama — I've put another blanket on the bed

¿te echo mantequilla en el pan? — shall I put some butter on your bread?

échale un poco de azúcar a la mezcla — add a little sugar to the mixture

• tengo que echar [gasolina] — I need to fill up (with petrol)
leña 1)
3) (=verter) to pour

echó un poco de vino en un vaso — he poured some wine into a glass

echar cera en un molde — to pour wax into a mould

4) (=servir) [+ bebida] to pour; [+ comida] to give

échame agua — could you give {o} pour me some water?

¿te echo más whisky? — shall I pour you some more whisky?

no me eches tanto — don't give me so much

• tengo que echar de [comer] a los animales — I have to feed the animals

lo que le echen —

resiste lo que le echen — she can take whatever they throw at her

5) (=dejar salir)

la chimenea echa humo — smoke is coming out of the chimney

¡qué peste echan tus zapatos! — * your shoes stink to high heaven! *
chispa 1., 1), espuma 1), hostia 6), leche 9), peste 3), sangre 1)
6) (=expulsar) [de casa, bar, tienda, club] to throw out; [del trabajo] to fire *, sack *; [de colegio] to expel

cuando protesté me echaron — when I protested they threw me out

me echó de su casa — he threw me out of his house

lo han echado del colegio — he's been expelled from school

la echaron del trabajo — she's been fired {o} sacked *

echar algo de sí — to get rid of sth, throw sth off

7) (=producir) [+ dientes] to cut; [+ hojas] to sprout

está empezando a echar barriga — he's starting to get a bit of a belly {o} paunch

¡vaya mal genio que has echado últimamente! — you've become {o} got really bad-tempered recently!

8) (=cerrar)

echar la llave/el cerrojo — to lock/bolt the door

echar el freno — to brake

echa la persiana — can you draw the blinds?

9) (=mover)

a) [+ parte del cuerpo]

echar la cabeza a un lado — to tilt {o} cock one's head to one side

echar el cuerpo hacia atrás — to lean back

b) (=empujando) to push

echar a algn a un lado — to push sb aside

echar atrás a la multitud — to push the crowd back

10) (=enviar) [+ carta] to post, mail (EEUU)

eché la carta en el buzón — I posted the letter

¿dónde puedo echar esta postal? — where can I post this postcard?

11) (=calcular) to reckon

¿cuántos kilos le echas? — how much do you think {o} reckon she weighs?

¿cuántos años le echas? — how old do you think {o} reckon he is?

échale una hora andando — you can reckon on it taking you an hour if you walk

12) (=dar) [+ discurso] to give, make

echar maldiciones — to curse

echar una reprimenda a algn — to tick sb off, give sb a ticking-off

he ido a que me echen las cartas — I've had my cards read

13) [con sustantivos que implican acciones] [+ trago, partida] to have

¿echamos un café? — shall we have a coffee?

salió al balcón a echar un cigarrillo — he went out onto the balcony for a smoke {o} cigarette

echar una multa a algn — to fine sb, give sb a fine
polvo 5), vistazo
14) [+ tiempo]

hay que echarle muchas horas — it takes a long time

de jóvenes nos echábamos nuestros buenos ratos de charla — we used to spend a lot of time talking when we were younger

esta semana he echado cuatro horas extras — I did four hours overtime this week

15) * [en cine, televisión] to show

echaron un programa sobre Einstein — there was a programme about Einstein on, they showed a programme about Einstein

¿qué echan en el cine? — what's on at the cinema?

16) [+ cimientos] to lay

17) (Zool) [para procrear]

ha echado a su perra con un pastor alemán — he has mated his bitch with a German shepherd

18) Caribe, Cono Sur (=azuzar) [+ animal] to urge on

2.

VERBO INTRANSITIVO (=tirar)

• ¡echa [para] adelante! — lead on!

ahora tienes que echar para adelante y olvidarte del pasado — you need to get on with your life and forget about the past

es un olor que echa para atrás — * it's a smell that really knocks you back *

echa para allá — move up

• echar [por] una calle — to go down a street

echemos por aquí — let's go this way
echar a ({+ infin})
echar a correr — to break into a run, start running

echar a reír — to burst out laughing, start laughing

3.

See:

echarse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1)

a) (lanzar, tirar) to throw

lo eché a la basura — I threw it out o away

echó la moneda al aire — he tossed the coin

echaron el ancla/la red — they cast anchor/their net

echó la cabeza hacia atrás — she threw her head back

le echó los brazos al cuello — she threw her arms around his neck

echar a alguien a perder — to spoil somebody

echar algo a perder — to ruin something

echar de menos algo/a alguien — to miss something/somebody

b) ( soltar)

les echaron los perros — they set the dogs on them

c) (Jueg) < carta> to play, put down

echarle las cartas a alguien — to read somebody's cards

2) ( expulsar) < persona> ( de trabajo) to fire (colloq), to sack (BrE colloq); (de bar, teatro) to throw... out; ( de colegio) to expel

me echó de casa — he threw me out (of the house)

3) < carta> to mail (AmE), to post (BrE)

4)

a) (pasar, correr) < cortinas> to pull, draw

échale (la) llave — lock it

la persiana estaba echada — the blinds were down

¿echaste el cerrojo? — did you bolt the door?

b) ( mover)

lo echó para atrás — she pushed (o moved etc) it backward(s)

5) (expeler, despedir) <olor, humo, chispas> to give off

echaba espuma por la boca — he was foaming at the mouth

6) ( producir)

a) < hojas> to sprout

ya está echando flores — it's flowering already

b) < dientes> to cut

estás echando barriga — (fam) you're getting a bit of a tummy (colloq)

Sentido II

7)

a) ( poner) <leña/carbón> to put; < gasolina> to put in

¿le echas azúcar al café? — do you take sugar in your coffee?

échale valor y díselo — (fam) just pluck up your courage and tell him

b) (servir, dar) to give

¿te echo más salsa? — do you want some more sauce?

echar de comer a los cerdos — to feed the pigs

8)

a) (decir, dirigir) <sermón/discurso> (+ me/te/le etc)

me echó un sermón — (fam) he gave me a real talking-to (colloq)

le echó una maldición — she put a curse on him

b) (fam) ( imponer) <condena/multa> (+ me/te/le etc) to give

le echaron una multa — he got a fine, they gave him a fine

me echaron dos años — I got two years (colloq)

9) (fam) ( calcular) (+ me/te/le etc)

¿cuántos años me echas? — how old do you think I am?

de aquí a tu casa échale una hora — it's o it takes about an hour from here to your house

10) (Esp fam) (dar, exhibir) <programa/película> to show

¿qué echan en la tele? — what's on TV?

Sentido III

11) <cigarillo/trago> to have

echar una firma — to sign

echar el freno — to put the brake on

me echó una mirada furibunda — she gave me a furious look

echarle la culpa a alguien — to put o lay the blame on somebody

Sentido IV

12)

echar abajo — < edificio> to pull down; < gobierno> to bring down; < proyecto> to destroy; < esperanzas> to dash; < moral> to undermine

echaron la puerta abajo — they broke the door down
2.
echar vi

1) ( empezar)

echar a + inf — to start o begin to + inf, start o begin -ing

echó a correr — he started to run o started running

las palomas echaron a volar — the doves flew off

2) ( dirigirse)

echó calle abajo — she went off down the street

echa por aquí — go down here

3)

echar para adelante or (fam) p'alante: echa para adelante un poco go forward a little; echa p'alante, que ya llegamos — keep going, we're nearly there
3.
1) echarse v pron

Sentido I

2)

a) (tirarse, arrojarse) to throw oneself

me eché al suelo — I threw myself to the ground

echarse de cabeza al agua — to dive into the water

échate hacia atrás — lean back

la noche se nos echó encima — night fell suddenly

echarse a perder — comida to go bad, go off (BrE); cosecha/proyecto/plan to be ruined

b) (tumbarse, acostarse) to lie down

c) (apartarse, moverse) (+ compl)

se echó a un lado — she moved to one side

échate un poco para allá — move over that way a bit

echarse atrás — to back out

echárselas — (Chi fam)

se las echó — he upped and left (colloq)

echárselas de algo — (fam)

se las echa de culto — he likes to think he's cultured

d) aves to brood

3)

a) ( ponerse) to put on

echarse crema — to put cream on

se echó el abrigo por los hombros — she put the coat around her shoulders

b) (Esp fam) <novio/novia>

se ha echado novia — he's found o got himself a girlfriend

c) (Méx fam) ( beberse) to drink

4) ( expulsar)

echarse un pedo — to fart (colloq)

5) (Méx fam) ( romper) to break

echarse a alguien — (Méx fam) to bump somebody off (colloq)

6) (Col fam) ( tardar) <horas/días> to take

Sentido II

7) ( empezar) echar 1)

* * *

= throw, pour (in/into), toss, sack, give + Nombre + the boot, boot (out), give + Nombre + the sack, send + Nombre + packing, turf out, give off, billow out, spout.

Ex. The point to be made for the novice abstractor is that editors are not ghouls who must be thrown raw meat before a check is issued.

Ex. The water of the stuff poured into the middle of the cylinder through its wire-mesh cover, and was immediately pumped out from one end leaving a film of fibres on the surface.

Ex. Everything being online, the exquisite oaken cabinets housing the card files were tossed.

Ex. The author warns that shortsighted companies that believe all the information they need is on the Web may sack information professionals.

Ex. He was given the boot for being discovered with a camera taking a photo of hula dancers.

Ex. As Hartwick got older, the feds decided he was a major security risk and booted him out of the program.

Ex. Justin pointed out that the government would not compromise and those found protecting illegal immigrants would be given the sack.

Ex. Those who hold this view argued that the state government lacks the political will to send them packing for good.

Ex. You will be disliked and turfed out as a sacrificial goat once your job is done but there will be many others queuing up for your services.

Ex. Once the fronds have given off their spores, they die and can be cut back.

Ex. Nearly everyone has seen a factory's smokestack billowing out black sooty smoke that dirties the air and blackens buildings.

Ex. The weather cleared enough that we could get in to the volcanic islands (still spouting plumes of smoke) by copter in safety.

----

* culpa + echar a + Nombre = blame + lay + at the feet of + Nombre.

* echando hostias = like the clappers.

* echando mecha = like the clappers.

* echar a Alguien de un Lugar = send + Nombre + on + Posesivo + way.

* echar a andar = implement, leg it.

* echar abajo = knock down.

* echar a correr = bolt, make + a bolt for, take off + running, take to + Posesivo + heels, run off.

* echar a la calle = evict, throw + Nombre + out.

* echar Algo por tierra = blow + Nombre + out of the water.

* echar amarras = moor.

* echar anclas = drop + anchor.

* echar a perder = ruin, bungle, bring out + the worst in, cast + a blight on, blight, go off.

* echar a pique = scuttle.

* echar a suerte = draw + lots.

* echar a un lado = push aside.

* echar a volar = take + flight.

* echar brotes = bud, sprout.

* echar chispas = fume, froth at + the mouth.

* echar chispas por los ojos = glower, scowl (at).

* echar coraje = pluck up + courage, gather up + courage.

* echar de menos = miss.

* echar dentro de = throw into.

* echar el ancla = drop + anchor.

* echar el candado = padlock.

* echar en cara = fault.

* echar espuma por la boca = froth at + the mouth.

* echar espumarajos por la boca = froth at + the mouth.

* echar fuera = throw + Nombre + out.

* echar gasolina = pump + gas.

* echar hojas = leaf out.

* echar humo = blow + smoke, fume, steam, smoulder [smolder, -USA], froth at + the mouth.

* echar humo por las orejas = go + berserk, go + postal, work up + a lather.

* echar la bola a rodar = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling.

* echar la culpa = place + blame, fault.

* echarle el ojo a = eye.

* echarle la culpa a = put + the blame on.

* echar leña al fuego = pour + oil on the flames.

* echarle una mano a = bat for, go to + bat for.

* echar los dientes = cut + Posesivo + teeth.

* echar los postigos = shutter.

* echarlo todo a perder = upset + the applecart.

* echarlo todo a rodar = upset + the applecart.

* echarlo todo por tierra = upset + the applecart.

* echar mano a/de = leverage.

* echar mano a los ahorros = dip into + savings.

* echar mano de = fall back on, call into + play.

* echar marcha atrás = do + an about-face, back out, back up.

* echar muchas horas al día = work + long hours.

* echar muchísimo de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar muchísimo en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar poco a poco = dribble.

* echar por alto = bungle.

* echar por encima = top with.

* echar por la borda = go by + the board, jettison.

* echar por tierra = scupper, blight, cast + a blight on.

* echar por tierra las ilusiones = shatter + Posesivo + hopes.

* echar por tierra los planes de Alguien = spike + Posesivo + guns.

* echar por tierra una idea = crush + idea.

* echar + Posesivo + planes a perder = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.

* echar raíces = settle down, root.

* echar sal = salt.

* echar sal en la herida = add + salt to injury, add + salt to the wound, add + insult to injury, rub + salt in the wound.

* echarse = stretch out, lie down.

* echarse a la calle = take to + the road, take to + the streets.

* echarse a la calles = spill (out) into + the streets.

* echarse a temblar con sólo pensar en = shudder at + the thought of.

* echarse atrás = draw back, draw back, chicken out (on/of), back out, get + cold feet, backpedal [back-pedal].

* echarse encima de = bear down on.

* echarse flores = blow + Posesivo + own trumpet.

* écharsele a Uno el día encima = make + hay while the sun shines.

* echarse una cabezada = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cabezadita = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cana al aire = have + a fling.

* echarse una canita al aire = have + a fling.

* echarse una siesta = take + a nap, nap, napping, kip.

* echarse un duelo = duel.

* echarse un pulso = arm wrestling.

* echarse un sueñecito = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse un trago = tipple.

* echar suertes = draw + lots.

* echar toda la carne en el asador = put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket, shoot (for) + the moon, go for + broke.

* echar una bronca = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar una buena bronca = give + Nombre + a good roasting.

* echar una cana al aire = kick up + Posesivo + heels.

* echar una cana al aire antes de sentar la cabeza = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una cana al aire cuando joven = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una canica al aire = disport + Reflexivo.

* echar una mano = lend + a (helping) hand, put + Posesivo + shoulder to the wheel, set + Posesivo + shoulder to the wheel, muck in, pitch in.

* echar una mano a Alguien = give + Nombre + a hand.

* echar una meada = take + a leak, have + a leak.

* echar una mirada = take + a look at, take + a peek, peek, have + a look, cast + a glance over, look through, glance at, take + a gander.

* echar una mirada furtiva a = steal + a glance at.

* echar una mirada mortal = look + daggers at.

* echar una ojeada = look through, glance at, peek, take + a peek, take + a look at, take + a gander.

* echar una ojeada a = cast + a glance over.

* echar un cana al aire = one-night stand.

* echar un casquete = fuck, screw, get + laid.

* echar un chorro de = squirt.

* echar un conjuro = cast + a (magic) spell.

* echar un ojo = keep + an eye on, have + a look.

* echar un polvo = fuck, screw, get + laid.

* echar un rapapolvo = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar un tupido velo sobre = draw + a veil over.

* echar un vistazo = take + a look at, glance at, check out, peek, have + a look, take + a peek, cast + a glance over, look through, browse, peruse, take + a gander.

* echar valor = pluck up + courage, muster (up) + (the) courage, gather up + courage.

* echar vino = pour + wine.

* la suerte estaba echada = the die was cast, the die had been cast.

* la suerte está echada = the die is cast.

* para echar sal en la herida = to add insult to injury, to add salt to injury, to rub salt in the wound.

* planta que echa flores = bloomer.

* salir a echarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir echando leches = bolt, take off, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* ser demasiado tarde para echar atrás = reach + the point of no return.

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1)

a) (lanzar, tirar) to throw

lo eché a la basura — I threw it out o away

echó la moneda al aire — he tossed the coin

echaron el ancla/la red — they cast anchor/their net

echó la cabeza hacia atrás — she threw her head back

le echó los brazos al cuello — she threw her arms around his neck

echar a alguien a perder — to spoil somebody

echar algo a perder — to ruin something

echar de menos algo/a alguien — to miss something/somebody

b) ( soltar)

les echaron los perros — they set the dogs on them

c) (Jueg) < carta> to play, put down

echarle las cartas a alguien — to read somebody's cards

2) ( expulsar) < persona> ( de trabajo) to fire (colloq), to sack (BrE colloq); (de bar, teatro) to throw... out; ( de colegio) to expel

me echó de casa — he threw me out (of the house)

3) < carta> to mail (AmE), to post (BrE)

4)

a) (pasar, correr) < cortinas> to pull, draw

échale (la) llave — lock it

la persiana estaba echada — the blinds were down

¿echaste el cerrojo? — did you bolt the door?

b) ( mover)

lo echó para atrás — she pushed (o moved etc) it backward(s)

5) (expeler, despedir) <olor, humo, chispas> to give off

echaba espuma por la boca — he was foaming at the mouth

6) ( producir)

a) < hojas> to sprout

ya está echando flores — it's flowering already

b) < dientes> to cut

estás echando barriga — (fam) you're getting a bit of a tummy (colloq)

Sentido II

7)

a) ( poner) <leña/carbón> to put; < gasolina> to put in

¿le echas azúcar al café? — do you take sugar in your coffee?

échale valor y díselo — (fam) just pluck up your courage and tell him

b) (servir, dar) to give

¿te echo más salsa? — do you want some more sauce?

echar de comer a los cerdos — to feed the pigs

8)

a) (decir, dirigir) <sermón/discurso> (+ me/te/le etc)

me echó un sermón — (fam) he gave me a real talking-to (colloq)

le echó una maldición — she put a curse on him

b) (fam) ( imponer) <condena/multa> (+ me/te/le etc) to give

le echaron una multa — he got a fine, they gave him a fine

me echaron dos años — I got two years (colloq)

9) (fam) ( calcular) (+ me/te/le etc)

¿cuántos años me echas? — how old do you think I am?

de aquí a tu casa échale una hora — it's o it takes about an hour from here to your house

10) (Esp fam) (dar, exhibir) <programa/película> to show

¿qué echan en la tele? — what's on TV?

Sentido III

11) <cigarillo/trago> to have

echar una firma — to sign

echar el freno — to put the brake on

me echó una mirada furibunda — she gave me a furious look

echarle la culpa a alguien — to put o lay the blame on somebody

Sentido IV

12)

echar abajo — < edificio> to pull down; < gobierno> to bring down; < proyecto> to destroy; < esperanzas> to dash; < moral> to undermine

echaron la puerta abajo — they broke the door down
2.
echar vi

1) ( empezar)

echar a + inf — to start o begin to + inf, start o begin -ing

echó a correr — he started to run o started running

las palomas echaron a volar — the doves flew off

2) ( dirigirse)

echó calle abajo — she went off down the street

echa por aquí — go down here

3)

echar para adelante or (fam) p'alante: echa para adelante un poco go forward a little; echa p'alante, que ya llegamos — keep going, we're nearly there
3.
1) echarse v pron

Sentido I

2)

a) (tirarse, arrojarse) to throw oneself

me eché al suelo — I threw myself to the ground

echarse de cabeza al agua — to dive into the water

échate hacia atrás — lean back

la noche se nos echó encima — night fell suddenly

echarse a perder — comida to go bad, go off (BrE); cosecha/proyecto/plan to be ruined

b) (tumbarse, acostarse) to lie down

c) (apartarse, moverse) (+ compl)

se echó a un lado — she moved to one side

échate un poco para allá — move over that way a bit

echarse atrás — to back out

echárselas — (Chi fam)

se las echó — he upped and left (colloq)

echárselas de algo — (fam)

se las echa de culto — he likes to think he's cultured

d) aves to brood

3)

a) ( ponerse) to put on

echarse crema — to put cream on

se echó el abrigo por los hombros — she put the coat around her shoulders

b) (Esp fam) <novio/novia>

se ha echado novia — he's found o got himself a girlfriend

c) (Méx fam) ( beberse) to drink

4) ( expulsar)

echarse un pedo — to fart (colloq)

5) (Méx fam) ( romper) to break

echarse a alguien — (Méx fam) to bump somebody off (colloq)

6) (Col fam) ( tardar) <horas/días> to take

Sentido II

7) ( empezar) echar 1)

* * *

= throw, pour (in/into), toss, sack, give + Nombre + the boot, boot (out), give + Nombre + the sack, send + Nombre + packing, turf out, give off, billow out, spout.

Ex: The point to be made for the novice abstractor is that editors are not ghouls who must be thrown raw meat before a check is issued.

Ex: The water of the stuff poured into the middle of the cylinder through its wire-mesh cover, and was immediately pumped out from one end leaving a film of fibres on the surface.

Ex: Everything being online, the exquisite oaken cabinets housing the card files were tossed.

Ex: The author warns that shortsighted companies that believe all the information they need is on the Web may sack information professionals.

Ex: He was given the boot for being discovered with a camera taking a photo of hula dancers.

Ex: As Hartwick got older, the feds decided he was a major security risk and booted him out of the program.

Ex: Justin pointed out that the government would not compromise and those found protecting illegal immigrants would be given the sack.

Ex: Those who hold this view argued that the state government lacks the political will to send them packing for good.

Ex: You will be disliked and turfed out as a sacrificial goat once your job is done but there will be many others queuing up for your services.

Ex: Once the fronds have given off their spores, they die and can be cut back.

Ex: Nearly everyone has seen a factory's smokestack billowing out black sooty smoke that dirties the air and blackens buildings.

Ex: The weather cleared enough that we could get in to the volcanic islands (still spouting plumes of smoke) by copter in safety.

* culpa + echar a + Nombre = blame + lay + at the feet of + Nombre.

* echando hostias = like the clappers.

* echando mecha = like the clappers.

* echar a Alguien de un Lugar = send + Nombre + on + Posesivo + way.

* echar a andar = implement, leg it.

* echar abajo = knock down.

* echar a correr = bolt, make + a bolt for, take off + running, take to + Posesivo + heels, run off.

* echar a la calle = evict, throw + Nombre + out.

* echar Algo por tierra = blow + Nombre + out of the water.

* echar amarras = moor.

* echar anclas = drop + anchor.

* echar a perder = ruin, bungle, bring out + the worst in, cast + a blight on, blight, go off.

* echar a pique = scuttle.

* echar a suerte = draw + lots.

* echar a un lado = push aside.

* echar a volar = take + flight.

* echar brotes = bud, sprout.

* echar chispas = fume, froth at + the mouth.

* echar chispas por los ojos = glower, scowl (at).

* echar coraje = pluck up + courage, gather up + courage.

* echar de menos = miss.

* echar dentro de = throw into.

* echar el ancla = drop + anchor.

* echar el candado = padlock.

* echar en cara = fault.

* echar espuma por la boca = froth at + the mouth.

* echar espumarajos por la boca = froth at + the mouth.

* echar fuera = throw + Nombre + out.

* echar gasolina = pump + gas.

* echar hojas = leaf out.

* echar humo = blow + smoke, fume, steam, smoulder [smolder, -USA], froth at + the mouth.

* echar humo por las orejas = go + berserk, go + postal, work up + a lather.

* echar la bola a rodar = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling.

* echar la culpa = place + blame, fault.

* echarle el ojo a = eye.

* echarle la culpa a = put + the blame on.

* echar leña al fuego = pour + oil on the flames.

* echarle una mano a = bat for, go to + bat for.

* echar los dientes = cut + Posesivo + teeth.

* echar los postigos = shutter.

* echarlo todo a perder = upset + the applecart.

* echarlo todo a rodar = upset + the applecart.

* echarlo todo por tierra = upset + the applecart.

* echar mano a/de = leverage.

* echar mano a los ahorros = dip into + savings.

* echar mano de = fall back on, call into + play.

* echar marcha atrás = do + an about-face, back out, back up.

* echar muchas horas al día = work + long hours.

* echar muchísimo de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar muchísimo en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar poco a poco = dribble.

* echar por alto = bungle.

* echar por encima = top with.

* echar por la borda = go by + the board, jettison.

* echar por tierra = scupper, blight, cast + a blight on.

* echar por tierra las ilusiones = shatter + Posesivo + hopes.

* echar por tierra los planes de Alguien = spike + Posesivo + guns.

* echar por tierra una idea = crush + idea.

* echar + Posesivo + planes a perder = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.

* echar raíces = settle down, root.

* echar sal = salt.

* echar sal en la herida = add + salt to injury, add + salt to the wound, add + insult to injury, rub + salt in the wound.

* echarse = stretch out, lie down.

* echarse a la calle = take to + the road, take to + the streets.

* echarse a la calles = spill (out) into + the streets.

* echarse a temblar con sólo pensar en = shudder at + the thought of.

* echarse atrás = draw back, draw back, chicken out (on/of), back out, get + cold feet, backpedal [back-pedal].

* echarse encima de = bear down on.

* echarse flores = blow + Posesivo + own trumpet.

* écharsele a Uno el día encima = make + hay while the sun shines.

* echarse una cabezada = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cabezadita = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cana al aire = have + a fling.

* echarse una canita al aire = have + a fling.

* echarse una siesta = take + a nap, nap, napping, kip.

* echarse un duelo = duel.

* echarse un pulso = arm wrestling.

* echarse un sueñecito = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse un trago = tipple.

* echar suertes = draw + lots.

* echar toda la carne en el asador = put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket, shoot (for) + the moon, go for + broke.

* echar una bronca = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar una buena bronca = give + Nombre + a good roasting.

* echar una cana al aire = kick up + Posesivo + heels.

* echar una cana al aire antes de sentar la cabeza = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una cana al aire cuando joven = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una canica al aire = disport + Reflexivo.

* echar una mano = lend + a (helping) hand, put + Posesivo + shoulder to the wheel, set + Posesivo + shoulder to the wheel, muck in, pitch in.

* echar una mano a Alguien = give + Nombre + a hand.

* echar una meada = take + a leak, have + a leak.

* echar una mirada = take + a look at, take + a peek, peek, have + a look, cast + a glance over, look through, glance at, take + a gander.

* echar una mirada furtiva a = steal + a glance at.

* echar una mirada mortal = look + daggers at.

* echar una ojeada = look through, glance at, peek, take + a peek, take + a look at, take + a gander.

* echar una ojeada a = cast + a glance over.

* echar un cana al aire = one-night stand.

* echar un casquete = fuck, screw, get + laid.

* echar un chorro de = squirt.

* echar un conjuro = cast + a (magic) spell.

* echar un ojo = keep + an eye on, have + a look.

* echar un polvo = fuck, screw, get + laid.

* echar un rapapolvo = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar un tupido velo sobre = draw + a veil over.

* echar un vistazo = take + a look at, glance at, check out, peek, have + a look, take + a peek, cast + a glance over, look through, browse, peruse, take + a gander.

* echar valor = pluck up + courage, muster (up) + (the) courage, gather up + courage.

* echar vino = pour + wine.

* la suerte estaba echada = the die was cast, the die had been cast.

* la suerte está echada = the die is cast.

* para echar sal en la herida = to add insult to injury, to add salt to injury, to rub salt in the wound.

* planta que echa flores = bloomer.

* salir a echarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir echando leches = bolt, take off, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* ser demasiado tarde para echar atrás = reach + the point of no return.

* * *

echar [A1 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ echar (verbo transitivo)

Sentido I

A

1 lanzar, tirar

2 soltar

3 Juegos: cartas

B expulsar: persona

C echar: carta

D

1 pasar, correr

2 mover

E despedir: humo

F

1 echar: hojas

2 echar: dientes

Sentido II

A

1 poner

2 servir, dar

B

1 dirigir: sermón, discurso

2 imponer

C calcular

D dar: programa, película

E pasar: tiempo

Sentido III con sustantivos

Sentido IV

A echar abajo

B echar de ver

■ echar (verbo intransitivo)

A empezar

B dirigirse

C echar para adelante

■ echarse (verbo pronominal)

Sentido I

A

1 tirarse, arrojarse

2 tumbarse, acostarse

3 apartarse, moverse

B

1 ponerse

2 echarse novio/novia

3 tragarse

C expulsar

D romper

E tardar

Sentido II echarse a + infinitivo

vt

Sentido I

A

1 (lanzar, tirar) to throw

echó la botella por la ventanilla she threw the bottle out of the window

lo eché a la basura I threw it out o away

echó la moneda al aire he tossed the coin

echó una piedra al agua she threw a stone into the water

échame la pelota throw me the ball, throw the ball to me

echaron el ancla they cast their anchor o dropped anchor

echó la red he cast his net

echó la cabeza hacia atrás she threw her head back

echó la mano a la pistola he grabbed o made a grab for his gun

le echó los brazos al cuello she threw her arms around his neck

echar a algn a perder to spoil sb

echar algo a perder ‹sorpresa/preparativos› to spoil sth, ruin sth

ha luchado tanto y ahora lo echa todo a perder he's fought so hard and now he's throwing it all away

la helada echó a perder la cosecha the frost ruined the harvest

echar de menos algo/a algn to miss sth/sb

¿cuándo lo echaste de menos? when did you miss it o realize it was missing?

te echo mucho de menos I really miss you, I miss you terribly

2

(soltar): les echaron los perros they set the dogs on them

echó el semental a la yegua he put the mare to the stud

3 ( Juegos) ‹carta› to play, put down

echarle las cartas a algn to read sb's cards

B (expulsar) ‹persona› (de un trabajo) to fire ( colloq), to sack ( BrE colloq); (de un bar, teatro) to throw … out; (de un colegio) to expel

me echaron (del trabajo) I was fired, I got the sack ( BrE)

me echó de casa he threw o turned me out (of the house)

entre dos camareros lo echaron a la calle two of the waiters threw him out

C ‹carta› to mail ( AmE), to post ( BrE)

D

1 (pasar, correr) ‹cortinas› to pull, draw

échale la llave lock it

la persiana estaba echada the blinds were down

¿echaste el cerrojo? did you bolt the door?

2

(mover): échalo a un lado push it to one side

lo echó para atrás she pushed ( o moved etc) it backward(s)

E

(expeler, despedir): echaba espuma por la boca he was foaming at the mouth

el motor echa mucho humo there's a lot of smoke coming from the engine

el volcán echaba humo y lava the volcano was belching out smoke and lava

¡qué peste echa esa fábrica! ( fam); what a stink that factory gives off! ( colloq)

chispa² (↑ chispa (2))

F (producir)

1 ‹hojas› to sprout

la planta ya está echando flores the plant is already flowering

2 ‹dientes› to cut

estás echando barriga ( fam); you're getting a bit of a tummy ( colloq)

Sentido II

A

1 (poner) to put

le echaste mucha sal a la sopa you put too much salt in the soup

¿cuánto azúcar le echas al café? how many sugars do you take in your coffee?

echa esa camisa a la ropa sucia put that shirt in with the dirty laundry, put that shirt out for the wash

echa más leña al fuego put some more wood on the fire

¿qué te echaron los Reyes? ( Esp); ≈ what did Santa bring you?

échale valor y díselo ( fam); just pluck up your courage and tell him

2 (servir, dar) to give

échame un poquito de vino can you pour o give me a little wine?

¿te echo más salsa? do you want some more sauce?

tenía que echar de comer a los cerdos he had to feed the pigs

tengo que echarles de comer a los niños ( fam hum); I have to feed the children, I have to get the children's dinner ( o lunch etc)

lo que me/le echen ( Esp fam): yo, de trabajo, lo que me echen I'll do whatever needs doing ( colloq)

éste come lo que le echen he'll eat whatever's put in front of him ( colloq)

B

1 (dirigir) ‹sermón/discurso› (+ me/te/le etc):

me echó un sermón por llegar tarde ( fam); he gave me a real talking-to for being late ( colloq)

nos echó un discurso de dos horas ( fam); she gave us a two-hour lecture ( colloq)

le echó una maldición she put a curse on him

peste

2 ( fam) (imponer) ‹condena/multa› (+ me/te/le etc) to give

le echaron una multa he was fined, they gave him a fine, he got a fine

me echaron dos años I got two years ( colloq)

C ( fam) (calcular) (+ me/te/le etc):

¿cuántos años me echas? how old do you think I am?

le echo 20 años I'd say he was 20, I'd put him at 20 ( colloq)

¿cuánto te costó? — ¿cuánto le echas? how much did it cost you? — how much do you think? o have a guess

de aquí a tu casa échale una media hora it's o it takes about half an hour from here to your house

D ( Esp fam) (dar, exhibir) ‹programa/película› to show

¿qué echan en el Imperial? what are they showing at the Imperial?, what's on at the Imperial?

¿qué echan en la tele esta noche? what's on TV tonight?

E ( Esp fam) (pasar) ‹tiempo› to spend

echamos un rato agradable con ellos we spent o had a pleasant few hours with them

Sentido III ( con sustantivos):

echar un cigarrillo ( fam); to have a cigarette

echar una firma ( fam); to sign

echar el freno to put the brake on

me echó una mirada furibunda she gave o threw me a furious look

echaron unas manos de póquer they played o had a few hands of poker

cuenta¹ f A 1. (↑ cuenta (1)), culpa, mirada, partida, siesta, etc

Sentido IV

A

echar abajo ‹edificio› to pull down;

‹gobierno› to bring down; ‹proyecto› to destroy; ‹esperanzas› to dash

nos echó abajo la moral it undermined our morale

echaron la puerta abajo they broke the door down

tierra

B

echar de ver to notice, realize

se echa de ver que está muy triste it's obvious that o you can see that she's not very happy

■ echar

vi

A (empezar) echar A + INF to start o begin to + INF, start o begin -ING

al ver que lo seguían echó a correr when he saw they were following him he started to run o started running o broke into a run

echó a andar sin esperarnos he set off without waiting for us

el motor echó a andar a la primera the engine started (the) first time

las palomas echaron a volar the doves flew off

B

(dirigirse): echó calle abajo she went off down the street

echa por aquí a ver si podemos aparcar go down here to see if we can find a place to park

echaron por la primera calle a la derecha they took the first street on the right

C

echar para adelante or ( fam) p'alante: echa para adelante un poco, si no vas a bloquear la salida del garaje go forward a little, or else you'll block the garage exit

echa p'alante y verás cómo te sale bien go for it! everything will turn out all right, you'll see ( colloq)

echa p'alante, que ya llegamos keep going, we're nearly there

■ echarse

v pron

Sentido I

A

1 (tirarse, arrojarse) to throw oneself

nos echamos al suelo we threw ourselves to the ground

se echó en sus brazos she threw o flung herself into his arms

se echó de cabeza al agua she dived into the water

échate hacia atrás lean back

la noche se nos echó encima night fell suddenly, it was night before we knew it

echarse a perder «comida» to go bad, go off ( BrE);

«proyecto/preparativos» to be ruined

se me echó a perder el televisor my television's broken

era muy bonita pero se ha echado a perder she used to be very pretty but she's lost her looks

desde que se ha juntado con ellos se ha echado a perder since he started hanging out with them he's gone off the rails ( colloq)

encima

2 (tumbarse, acostarse) to lie down

se echó en la cama he lay down on the bed

me voy a echar un rato I'm going to lie down for a while, I'm going to have a lie-down ( BrE)

3 (apartarse, moverse) (+ compl):

se echó a un lado she moved to one side

me tuve que echar a la cuneta I had to go off the edge of the road

échate para allá y nos podremos sentar todos if you move over that way a bit we can all sit down

echarse atrás to back out

dijo que iba a venir, pero luego se echó atrás she said she was going to come, but then she changed her mind o pulled out o backed out

cuando vieron que iba a ser difícil se echaron atrás when they saw that it was going to be difficult, they got cold feet o backed out

echárselas ( Chi fam): el jefe no le quiso pagar más y se las echó the boss didn't want to pay him any more so he upped and left ( colloq)

se las echó cerro arriba he went off up the hill

echárselas de algo ( fam): se las echa de culto he likes to think he's cultured

se las echa de gran conocedor de vinos he claims to be o makes out he is a bit of a wine connoisseur, he likes to think of himself as o ( BrE) he fancies himself as a bit of a wine connoisseur ( colloq)

B

1 (ponerse) to put on

échate crema o te quemarás con este sol put some cream on or you'll burn in this sun

se echó el abrigo por los hombros she threw the coat around her shoulders

espalda

2 ( fam) ‹novio/novia›

se ha echado novia he's found o got himself a girlfriend

3 ( Méx fam) (tragarse) to drink

C (expulsar) ‹pedo›

¿quién se ha echado un pedo? who's let off o farted? ( colloq)

D ( Méx fam) (romper) to break

echarse a algn al plato ( Méx fam); to bump sb off ( colloq)

E ( Col fam) (tardar) ‹horas/días› to take

Sentido II (empezar) echarse A + INF to start -ING o start to + INF

se echó a llorar he started crying o to cry, he burst into tears

se echaron a reír they started laughing o to laugh, they burst out laughing

se echó a correr cuesta abajo he ran o he set off at a run down the hill

sólo de pensarlo me echo a temblar just thinking about it gives me the shivers ( colloq)

* * *

echar ( conjugate echar) verbo transitivo
1
a) (lanzar, tirar) to throw;

◊ lo eché a la basura I threw it out o away;

echó la moneda al aire he tossed the coin;
echaron el ancla/la red they cast anchor/their net;
echó la cabeza hacia atrás she threw her head back;
echar algo a perder to ruin sth;
echar de menos algo/a algn to miss sth/sb
b)

◊ echar abajo ‹ edificio› to pull down;

‹ gobierno› to bring down;
‹ proyecto› to destroy;
‹ esperanzas› to dash;
‹ moral› to undermine;
‹puerta/valla› to break … down
2 ( expulsar) ‹ persona› ( de trabajo) to fire (colloq), to sack (BrE colloq);
(de bar, casa) to throw … out;
( de colegio) to expel
3 ‹ carta› to mail (AmE), to post (BrE)
4
a) (pasar, correr) ‹ cortinas› to pull, draw;

◊ échale (la) llave lock it;

¿echaste el cerrojo? did you bolt the door?
b) ( mover):

◊ lo echó para atrás/a un lado she pushed (o moved etc) it backward(s)/to one side

5
a) (expeler, despedir) ‹olor/humo/chispas› to give off

b) ( producir) ‹ hojas› to sprout;

◊ ya está echando flores it's flowering already

1
a) ( poner) ‹leña/carbón› to put;

‹ gasolina› to put in;
◊ ¿le echas azúcar al café? do you take sugar in your coffee?

b) (servir, dar) to give;

◊ échame un poco de vino can you give me a little wine?

c) ‹ trago› to have

2
a) ‹sermón/discurso› (fam) (+ me/te/le etc) to give;

◊ le echó una maldición she put a curse on him

b) (fam) ‹condena/multa› (+ me/te/le etc) to give;

◊ echarle la culpa a algn to put o lay the blame on sb

3 (fam) ( calcular) (+ me/te/le etc):
◊ ¿cuántos años me echas? how old do you think I am?;

de aquí a tu casa échale una hora it's o it takes about an hour from here to your house
4 (Esp fam) (dar, exhibir) ‹programa/película› to show
echarse verbo pronominal
1
a) (tirarse, arrojarse) to throw oneself;

◊ me eché al suelo I threw myself to the ground;

echarse de cabeza al agua to dive into the water;
echarse a perder [ comida] to go bad, go off (BrE);

[cosecha/proyecto/plan] to be ruined
b) (tumbarse, acostarse) to lie down

c) (apartarse, moverse) (+ compl):

◊ se echó a un lado she moved to one side;

échate un poco para allá move over that way a bit;
echarse atrás to back out
2
a) ( ponerse) ‹crema/bronceador› to put on

b) ‹ cigarillo› to have

c) (Esp fam) ‹novio/novia›:

◊ se ha echado novia he's found o got himself a girlfriend

d) (Méx fam) ( beberse) to drink

3 (Méx fam) ( romper) to break
4 (Col fam) ( tardar) ‹horas/días› to take
5 ( empezar) echarse a to start o begin to, start o begin;
◊ se echó a correr he started to run o started running;

las palomas se echaron a volar the doves flew off
echar
I verbo transitivo
1 (por el aire) to throw: ¡echa la pelota!, throw us the ball
2 (añadir) to put
(una bebida) to pour
(gasolina) to put petrol (in the car): échale más agua al caldo, put more water in the soup
3 (despedir: humo, olor) to give off: este motor echa chispas, there are sparks coming out of this engine
(del trabajo) to sack, fire
(obligar a salir) to throw out: le echaron del instituto, they expelled him from school
4 (calcular subjetivamente) to reckon: le echó más años, he thought she was older
5 fam (un espectáculo) to show
6 (derribar) echar abajo, (edificio) to demolish
7 (+ sustantivo) figurado échale una ojeada a esto, have a look at this
figurado echarle una mano a alguien, to give sb a hand
8 echar de menos o en falta, to miss ➣ Ver nota en miss
II vi (+ a + infinitivo) (empezar) to begin to: echó a andar, she started to walk
de repente echó a correr, she suddenly started to run
' echar' also found in these entries:
Spanish:
añorar
- balón
- bautizar
- borda
- botar
- bronca
- buenaventura
- cabezada
- campana
- cana
- capote
- cara
- cierre
- correo
- extrañar
- falta
- guante
- jarra
- jarro
- leña
- mano
- mirada
- ojo
- olvidarse
- papilla
- película
- perder
- peste
- polvo
- pulso
- resto
- saco
- salar
- sapo
- siesta
- sortear
- suerte
- tierra
- tirar
- vista
- vistazo
- amarra
- ancla
- barriga
- basura
- brote
- buzón
- calle
- carta
- casa
English:
anchor
- arm wrestle
- belch
- blame
- boot
- boot out
- brake
- browse
- bud
- cast
- catapult
- chase away
- chuck out
- demolish
- dip into
- discharge
- door
- doze
- draw
- evict
- explode
- eye
- fill out
- fire
- forget
- froth
- fuel
- fume
- glance down
- glance round
- hair
- hex
- jettison
- kick out
- lace
- launch
- lay
- lend
- lie down
- lock up
- look
- lot
- mail
- miss
- muck up
- peep
- post
- puff
- pull apart
- put

* * *

echar

♦ vt

1. [tirar] to throw;
[red] to cast;
echar anclas, echar el ancla to drop anchor;

échame el balón throw me the ball;

echar algo a la basura to throw sth in the Br bin o US garbage can;

echar una moneda al aire to toss a coin;

échalo en la cesta de la ropa sucia put it in the dirty-clothes basket;

echar una piedra por la ventana to throw a stone through the window;

echar abajo [edificio] to pull down, to demolish;
[puerta] to break down; [gobierno] to bring down; [proyecto] to ruin
2. [meter, poner] to put;

echa suficiente ropa en la maleta make sure you pack enough clothes in your suitcase;

échalo en el asiento de atrás put it on the back seat;

echa esta camisa a la lavadora put that shirt in the washing machine;

echa una firma en esta postal sign o put your name on this postcard;

Comp

echar leña al fuego to add fuel to the fire;

Comp
Fam
echar el resto: queda sólo una semana, ahora hay que echar el resto there's only a week to go, so from now on we really have to give it our all

3. [carta, postal] to post, US to mail;

¿(me) podrías echar esta carta? could you post o US mail this letter (for me)?;

echó la carta al buzón y siguió caminando he put the letter in the postbox o US mailbox and walked on;

echar algo al correo to put sth in the post, to post sth, US to mail sth

4. [trago, sorbo] to take, to have;
[cigarrillo] to have
5. [vistazo] to take, to have;

le he echado una mirada, pero no me parece interesante I've had a look at it, but I don't think it's very interesting

6. [mover] [parte del cuerpo]
echa la pierna a un lado move your leg aside;

echó la cabeza hacia atrás she threw her head back;

echa los hombros para atrás y saca el pecho put your shoulders back and stick your chest out

7. [añadir] [vino, agua] to pour (a o en into); [sal, azúcar] to add (a o en to);
échame más agua, por favor could you pour me some more water, please?;

no me eches tanta azúcar en el café don't put so much sugar in my coffee

8. [dar] [comida, bebida] to give;

echa alpiste al canario give the canary some birdseed;

hay que echar agua a las plantas we need to water the plants;

Comp
Fam
lo que me/te/le etc[m5]. echen: [m5] Alberto come lo que le echen Alberto will eat whatever you put in front of him;

es un hombre muy paciente, aguanta lo que le eches he's a very patient man, he puts up with anything you can throw at him

9. [decir] [discurso, sermón] to give;
[reprimenda] to dish out; [piropo, cumplido] to pay;
echar una maldición a alguien to put a curse on sb;
Fam
le echaron una bronca por llegar tarde they told her off for arriving late;

me echó en cara que no le hubiera ayudado she reproached me for not helping her

10. [humo, vapor, chispas] to give off, to emit;

la fábrica echa mucho humo a la atmósfera the factory pours out a lot of smoke into the atmosphere;

Comp
Fam
está que echa humo he's fuming;

Comp
Fam
echar pestes o Méx [m5]madres: volvió de vacaciones echando pestes o Méx [m5] madres del lugar she came back from her Br holiday o US vacation cursing the place where she had stayed

11. [hojas, flores] to sprout, to shoot;
[raíces, pelo, barba] to begin to grow; [diente] to cut;
los almendros están echando flores the almond trees are beginning to flower;

está empezando a echar los dientes she's beginning to cut her teeth;
Fam
en los últimos meses ha echado mucha barriga he's developed quite a paunch over the past few months

12. [expulsar]
echar a alguien (de) to throw sb out (of);

le han echado del partido he's been expelled from the party;

le echaron de clase por hablar con un compañero he was thrown o sent out of the class for talking to a friend

13. [despedir]
echar a alguien (de) to fire o sack sb (from);

¡que lo echen! fire him!, sack him!, kick him out!

14. [accionar]
echar la llave/el cerrojo to lock/bolt the door;

echar el freno to brake, to put the brakes on;
Fam Fig
¡echa el freno! ¿estás seguro de que podemos pagarlo? hold your horses, are you sure we can afford it?

15. [acostar] to lie (down);

¿has echado al bebé? have you put the baby to bed?

16. [tiempo]
le he echado dos semanas a este proyecto I've taken two weeks over this project, I've spent two weeks on this project;

echaron dos horas en llegar a Bogotá it took them two hours to get to Bogotá

17. [calcular]
¿cuántos años le echas? how old do you reckon he is?;

siempre me echan años de menos people always think I'm younger than I really am;

échale que de aquí a Málaga haya 600 kilómetros let's say it's about 600 kilometres from here to Malaga

18. [naipe, partida] to play;

te echo una carrera I'll race you;

¿echamos un dominó? shall we have a game of dominoes?

19. [buenaventura] to tell;

echar las cartas a alguien to read sb's fortune [from the cards]

20. [emplear]
le echó muchas ganas al asunto he went about it with a will;

le echan mucha ilusión a todo lo que hacen they put a lot of enthusiasm into everything they do;

échale más brío al pedaleo put a bit more energy into the pedalling;

los ladrones le echaron mucho ingenio the thieves showed a lot of ingenuity

21. Fam [sentencia]
le echaron diez años he got ten years

22. Fam [documento]
tengo que ir a echar una instancia al Ministerio I've got to go and hand in a form at the ministry

23. Esp Fam [en televisión, cine, teatro] to show;

¿qué echan esta noche en la tele? what's on TV o Br telly tonight?;

¿qué echan en el Rialto? what's on o showing at the Rialto?;

echan una película de acción they're showing an action movie

24. Am [animales] to urge on

25. [otras contrucciones]
echar a perder algo [vestido, alimentos, plan] to ruin sth;
[ocasión] to waste sth;
no puedes echar todo a perder, después de tanto esfuerzo you can't just throw it all away after all that effort;

echar algo a cara o cruz to toss (a coin) for sth;

echar algo a suertes to draw lots for sth;

echar de menos to miss;

le echa mucho de menos he misses her a lot;

echo de menos mi casa I miss my house;
Chile
echarlas to run away;

echar algo por tierra to put paid to sth, to ruin sth;

eso echa por tierra todas nuestras esperanzas that dashes all our hopes

♦ vi

1. [encaminarse]
echar por la calle arriba to go o head up the street;

echar por la derecha to go (to the) right

2. [empezar]
echar a andar to set off;

echar a correr to break into a run;

echar a llorar to burst into tears;

echar a reír to burst out laughing;

echar a volar to fly off

♦ See also the pronominal verb echarse

* * *

echar

I v/t

1 ( lanzar) throw; de un lugar throw out;

lo han echado del trabajo he’s been fired;

echar abajo pull down, destroy

2 humo give off

3 ( poner) put

4 carta mail, Br tb

post

5

:

echar la culpa a alguien blame s.o., put the blame on s.o.;

me echó 40 años he thought I was 40

II v/i

:

echar a start to, begin to;

echar a correr start o begin to run, start running

* * *

echar vt

1) lanzar: to throw, to cast, to hurl

2) expulsar: to throw out, to expel

3) emitir: to emit, give off

4) brotar: to sprout, to put forth

5) despedir: to fire, to dismiss

6) : to put in, to add

7)

echar a perder : to spoil, to ruin

8)

echar de menos : to miss

echan de menos a su madre: they miss their mother

echar vi

1) : to start off

2)

echar a : to begin to

♦ See also the reflexive verb echarse

* * *

echar vb

1. (tirar) to throw [pt. threw; pp. thrown]

échame la pelota throw me the ball

2. (expulsar) to expel [pt. & pp. expelled] / to throw out

lo han echado del colegio he's been expelled from school

nos echó de su casa she threw us out of her house

3. (poner) to put [pt. & pp. put]

¿has echado sal al arroz? have you put any salt in the rice?

4. (dar) to give [pt. gave; pp. given]

me has echado demasiado, no creo que pueda comérmelo you've given me too much I don't think I can eat it all

mi padre me ha echado un sermón my father gave me a lecture

5. (verter) to pour

échame un poco de zumo pour me some juice

6. (emitir) to give out

la chimenea echa mucho humo there's a lot of smoke coming from the chimney

7. (jugar) to play / to have

¿echamos una partida de ajedrez? shall we have a game of chess?

8. (proyectar) to be on

¿qué echan hoy en televisión? what's on television tonight?

9. (calcular) to think [pt. & pp. thought] / to guess

¿cuántos años me echas? how old do you think I am?

te echo 25 años I think you're 25

echar a cara o cruz to toss a coin for it

echar a hacer algo to start doing something

echar de menos to miss

echar el cerrojo to bolt the door

echar una carta al buzón to post a letter

echar una mirada to look

Spanish-English dictionary > echar
17 ring

I 1. noun
1) Ring, der

2) (Horse Racing, Boxing) Ring, der; (in circus) Manege, die

3) (group) Ring, der; (gang) Bande, die; (controlling prices) Kartell, das

4) (circle) Kreis, der

make or run rings [a]round somebody — (fig.) jemanden in die Tasche stecken (ugs.)
2. transitive verb
1) (surround) umringen; einkreisen [Wort, Buchstaben usw.]

2) (Brit.): (put ring on leg of) beringen [Vogel]
II 1. noun
1) (act of sounding bell) Läuten, das; Klingeln, das

there's a ring at the door — es hat geklingelt

give two rings — zweimal läuten od. klingeln

2) (Brit. coll.): (telephone call) Anruf, der

give somebody a ring — jemanden anrufen

3) (resonance; fig.): (impression) Klang, der; (fig.)

have the ring of truth — glaubhaft klingen
2. intransitive verb,
rang, rung

1) (sound clearly) [er]schallen; [Hammer:] [er]dröhnen

2) (be sounded) [Glocke, Klingel, Telefon:] läuten; [Kasse, Telefon, Wecker:] klingeln

the doorbell rang — die Türklingel ging; es klingelte

3) (ring bell) läuten ( for nach)

please ring for attention — bitte läuten

4) (Brit.): (make telephone call) anrufen

5) (resound)

ring in somebody's ears — jemandem in den Ohren klingen

ring true/false — (fig.) glaubhaft/unglaubhaft klingen

6) (hum) summen; (loudly) dröhnen

my ears are ringing — mir dröhnen die Ohren
3. transitive verb,
rang, rung

1) läuten [Glocke]

ring the [door]bell — läuten; klingeln

it rings a bell — (fig. coll.) es kommt mir [irgendwie] bekannt vor

2) (Brit.): (telephone) anrufen

Phrasal Verbs:

- academic.ru/62450/ring_back">ring back

- ring in

- ring off

- ring out

- ring round

- ring up

* * *
I 1. [riŋ] noun
1) (a small circle eg of gold or silver, sometimes having a jewel set in it, worn on the finger: a wedding ring; She wears a diamond ring.) der Ring

2) (a circle of metal, wood etc for any of various purposes: a scarf-ring; a key-ring; The trap-door had a ring attached for lifting it.) der Ring

3) (anything which is like a circle in shape: The children formed a ring round their teacher; The hot teapot left a ring on the polished table.) der Ring

4) (an enclosed space for boxing matches, circus performances etc: the circus-ring; The crowd cheered as the boxer entered the ring.) der Ring

5) (a small group of people formed for business or criminal purposes: a drugs ring.) der Ring
2. verb
( verb)

1) (to form a ring round.) umringen

2) (to put, draw etc a ring round (something): He has ringed all your errors.) umkreisen

3) (to put a ring on the leg of (a bird) as a means of identifying it.) beringen

•

- ring binder
- ringlet
- ring finger
- ringleader
- ringmaster
- run rings round II 1. [riŋ] past tense - rang; verb
1) (to (cause to) sound: The doorbell rang; He rang the doorbell; The telephone rang.) klingeln

2) ((often with up) to telephone (someone): I'll ring you (up) tonight.) anrufen

3) ((often with for) to ring a bell (eg in a hotel) to tell someone to come, to bring something etc: She rang for the maid.) läuten

4) ((of certain objects) to make a high sound like a bell: The glass rang as she hit it with a metal spoon.) klingen

5) (to be filled with sound: The hall rang with the sound of laughter.) erklingen, erschallen

6) ((often with out) to make a loud, clear sound: His voice rang through the house; A shot rang out.) erschallen
2. noun
1) (the act or sound of ringing: the ring of a telephone.) das Klingeln

2) (a telephone call: I'll give you a ring.) der Anruf

3) (a suggestion, impression or feeling: His story has a ring of truth about it.) der Klang

•

- ring a bell
- ring back
- ring off
- ring true
* * *

ring¹

[rɪŋ]

I. n

1. (jewellery) Ring m

diamond \ring Diamantring m

2. (circular object) Ring m

metal/onion \ring Metall-/Zwiebelring m

3. ASTRON Ring m

the \rings of Saturn die Ringe des Saturn

4. (marking) Rand m

the wet glass left a \ring on the table das nasse Glas hinterließ einen Rand auf dem Tisch

to have \rings around one's eyes Ringe unter den Augen haben

5. BRIT (cooking device) Kochplatte f, Herdplatte f

6. (arena) Ring m

boxing \ring Boxring m

circus \ring Manege f

7. + sing/pl vb (circle of people) Kreis m

8. + sing vb (circle of objects) Kreis

to sit in a \ring around sb im Kreis um jdn herumsitzen

9. + sing/pl vb (clique) Ring m, Kartell nt, Syndikat nt; (at an auction) Händlerring m bei einer Auktion

drug/spy \ring Drogen-/Spionagering m

10. CHEM ringförmige atomare Struktur

11. (circular course) Kreis m

they ran around in a \ring sie liefen [o rannten] im Kreis herum

12. STOCKEX (trading floor) Börsenstand m

13. COMPUT (data list) Ring m; (topology of network) Ringtopologie f

14.

▶ to run \rings [a]round sb jdn in die Tasche stecken fam

II. vt

1. usu passive (surround)

▪ to \ring sb/sth jdn/etw umringen

armed police \ring the hijacked plane bewaffnete Polizisten kreisen das entführte Flugzeug ein

the harbour is \ringed by rocks and reefs der Hafen ist von Felsen und Riffen umgeben

2. BRIT (draw)

▪ to \ring sth etw einkreisen

3. BRIT (put ring on)

to \ring a bird einen Vogel beringen

to \ring a bull/a pig einen Stier/ein Schwein mit einem Nasenring versehen

4. (falsify) Chassis- oder Motornummer f an etw dat betrügerisch verändern

ring²

[rɪŋ]

I. n

1. (act of sounding bell) Klingeln nt kein pl

to give a \ring klingeln

he gave a \ring at the door er klingelte [o läutete] an der Tür

2. (sound made) Klingeln nt kein pl, Läuten nt kein pl

there was a \ring at the door es hat geklingelt [o geläutet

3. usu sing esp BRIT (telephone call)

to give sb a \ring jdn anrufen

4. (loud sound) Klirren nt kein pl

the \ring of iron on stone das Klirren von Eisen auf Stein

5. usu sing (quality) Klang m

your name has a familiar \ring Ihr Name kommt mir bekannt vor

his story had the \ring of truth seine Geschichte hörte sich glaubhaft an

6. (set of bells) Glockenspiel nt; of a church Läut[e]werk nt

II. vi

<rang, rung>

1. (produce bell sound) telephone klingeln, läuten; (cause bell sound) klingen

2. (summon) läuten

▪ to \ring for sth nach etw dat läuten

3. (have humming sensation) klingen

my ears are still \ringing from the explosion mir klingen noch die Ohren von der Explosion

4. (reverberate)

to \ring with [or to] a sound von einem Klang widerhallen

the room rang with laughter der Raum war von Lachen erfüllt; ( fig)

his voice rang with anger seine Stimme bebte vor Zorn

5. (appear)

to \ring false/true unglaubhaft/glaubhaft klingen [o SCHWEIZ a. tönen]

to \ring hollow hohl klingen [o SCHWEIZ a. tönen] pej

6. esp BRIT (call on telephone) anrufen

to \ring for an ambulance/a taxi einen Krankenwagen/ein Taxi rufen

to \ring home zu Hause anrufen

▪ to \ring back zurückrufen

7.

▶ sth \rings in sb's ears [or head] etw klingt jdm im Ohr

III. vt

<rang, rung>

1. (make sound)

to \ring a bell eine Glocke läuten

to \ring the alarm Alarm auslösen

2. (of a church)

to \ring the hour die Stunde schlagen

to \ring a peal die Glocken läuten

3. esp BRIT (call on telephone)

▪ to \ring sb jdn anrufen

▪ to \ring sb back jdn zurückrufen

4.

▶ to \ring a bell Assoziationen hervorrufen

the name rang a bell der Name kam mir irgendwie bekannt vor

▶ to \ring the changes [on sth] für Abwechslung [bei etw dat] sorgen

* * *
I [rɪŋ]
1. n

1) Ring m; (for swimmer) Schwimmring or -reifen m

2) (= circle) Ring m; (in tree trunk) Jahresring m

the rings of Saturn — die Saturnringe pl

to have ( dark) rings round or under one's eyes —

to sit in a ring — im Kreis sitzen

to run rings round sb (inf) — jdn in die Tasche stecken (inf)

3) (= group POL) Gruppe f; (of dealers, spies) Ring m

4) (= enclosure at circus) Manege f; (at exhibition) Ring m; (HORSE RACING) Buchmacherring m; (= boxing ring) (Box)ring m

2. vt
(= surround) umringen; (in game: with hoop) einen Ring werfen über (+acc); (= put ring on or round) item on list etc einkreisen, einen Kreis machen um; (esp Brit) bird beringen II vb: pret rang, ptp rung
1. n

1) (sound) Klang m; (= ringing) (of bell, alarm bell) Läuten nt; (of electric bell, alarm clock, phone) Klingeln nt; (of crystal) Klang m

there was a ring at the door — es hat geklingelt or geläutet

to hear a ring at the door —

give two rings for the maid — für das Zimmermädchen zweimal läuten

2) (esp Brit TELEC) Anruf m

to give sb a ring — jdn anrufen

3) (fig) Klang m

his voice had an angry ring (to it) — seine Stimme klang etwas böse

that has the or a ring of truth (to or about it) — das klingt sehr wahrscheinlich

4)

(= set) ring of bells — Glockenspiel nt

2. vi

1) (= make sound) klingen; (bell, alarm bell) läuten; (electric bell) läuten, klingeln; (alarm clock, phone) klingeln; (= make metallic sound swords etc) klirren; (crystal) klingen; (hammers) schallen

the (door)bell rang — es hat geläutet or geklingelt

the bell rang for dinner —

when the bell rings — wenn es klingelt or läutet

to ring for sb — (nach) jdm läuten

to ring for sth —

you rang, sir? — (gnädiger Herr,) Sie haben geläutet?

please ring for attention — bitte läuten

to ring at the door — (an der Tür) klingeln or läuten

2) (esp Brit TELEC) anrufen

3) (= sound, resound words, voice) tönen, schallen; (music, singing) erklingen (geh), tönen

to ring false/true — falsch/wahr klingen

my ears are ringing —

the valley rang with their shouts — das Tal hallte von ihren Rufen wider (geh)

his words are still ringing in my ears — seine Worte klingen mir noch im Ohr

3. vt

1) bell läuten

to ring the doorbell — (an der Tür) läuten or klingeln

that/his name rings a bell (fig inf) — das/sein Name kommt mir bekannt vor

he/it rings my bell ( US inf ) — den/das find ich gut (inf)

to ring the changes ( lit : on bells ) — (etw) im Wechsel läuten; (fig) alle Variationen durchspielen

2) (esp Brit) anrufen

* * *

ring¹ [rıŋ]

A s

1. allg Ring m ( auch BOT, CHEM und fig):

rings of smoke Rauchringe oder -kringel;

ring of atoms PHYS Atomring;

ring of forts Festungsgürtel m, -ring;

at the rings (Turnen) an den Ringen;

form a ring einen Kreis bilden (Personen);

have (livid) rings round one’s eyes (dunkle) Ringe um die Augen haben;

make ( oder run) rings (a)round sb fig jemanden in die Tasche stecken;

the Ring (of the Nibelungen) MUS der Ring (des Nibelungen)

2. TECH

a) Ring m, Glied n (einer Kette)

b) Öse f, Öhr n

3. MATH Ring(fläche) m(f)

4. ASTRON Hof m

5. (Kräusel)Locke f

6. a) Manege f

b) Boxen: Ring m:

the ring weitS. das (Berufs)Boxen, der Boxsport;

enter the ring against in den Ring steigen gegen;

the third man in the ring der dritte Mann im Ring

c) fig besonders POL Arena f:

be in the ring for kämpfen um

7. Pferderennen:

a) Buchmacherplatz m

b) koll (die) Buchmacher pl

8. WIRTSCH

a) (Spekulations) Ring m, Aufkäufergruppe f

b) Ring m, Kartell n, Syndikat n

9. a) (Verbrecher-, Spionage- etc) Ring m

b) POL Clique f

10. ARCH

a) Bogenverzierung f

b) Riemchen n (an Säulen)

11. Teller m (am Skistock)

B v/t

1. a) meist ring about ( oder around, round) umringen, umgeben, umkreisen, einkreisen

b) Vieh umreiten, zusammentreiben

2. einen Ring bilden aus

3. beringen, einem Tier einen Ring durch die Nase ziehen

4. Zwiebeln in Ringe schneiden

5. einen Baum ringeln

C v/i

1. sich im Kreis bewegen

2. JAGD kreisen (Falke etc)

ring² [rıŋ]

A s

1. Geläute n:

a) Glockenklang m, -läuten n

b) Glockenspiel n (einer Kirche)

2. Läuten n, Klingeln n (Rufzeichen)

3. besonders Br umg Anruf m:

give sb a ring jemanden anrufen

4. Erklingen n, Ertönen n, Schall m

5. Klingen n, Klang m (einer Münze, der Stimme etc):

the ring of truth fig der Klang der Wahrheit;

have the ring of truth (authenticity) wahr (echt) klingen;

that has a familiar ring to me das kommt mir (irgendwie) bekannt vor;

have a hollow ring fig

a) hohl klingen (Versprechen etc),

b) unglaubwürdig klingen (Protest etc)

B v/i prät rang [ræŋ], pperf rung [rʌŋ]

1. läuten, klingen (Glocke), klingeln (Glöckchen), (Boxen) ertönen (Gong):

the bell rings ( oder is ringing) es läutet;

ring at the door

a) klingeln, läuten,

b) fig um Einlass bitten;

ring for sb nach jemandem klingeln

2. oft ring out erklingen, (er)schallen, (er)tönen (auch Schuss)

3. klingen (Münze etc):

my ears ring mir klingen die Ohren

4. auch ring again fig widerhallen ( with von), nachklingen:

his words rang true seine Worte klangen wahr oder echt; → hollow C

5. TEL besonders Br anrufen

C v/t

1. eine Glocke läuten:

ring the bell

a) auch ring the doorbell klingeln, läuten

b) fig → bell¹ A 1, change C 3

2. ein Instrument, fig jemandes Lob etc erklingen oder erschallen lassen

3. eine Münze klingen lassen

4. → ring up B 1, B 2

* * *
I 1. noun
1) Ring, der

2) (Horse Racing, Boxing) Ring, der; (in circus) Manege, die

3) (group) Ring, der; (gang) Bande, die; (controlling prices) Kartell, das

4) (circle) Kreis, der

make or run rings [a]round somebody — (fig.) jemanden in die Tasche stecken (ugs.)
2. transitive verb
1) (surround) umringen; einkreisen [Wort, Buchstaben usw.]

2) (Brit.): (put ring on leg of) beringen [Vogel]
II 1. noun
1) (act of sounding bell) Läuten, das; Klingeln, das

there's a ring at the door — es hat geklingelt

give two rings — zweimal läuten od. klingeln

2) (Brit. coll.): (telephone call) Anruf, der

give somebody a ring — jemanden anrufen

3) (resonance; fig.): (impression) Klang, der; (fig.)

have the ring of truth — glaubhaft klingen
2. intransitive verb,
rang, rung

1) (sound clearly) [er]schallen; [Hammer:] [er]dröhnen

2) (be sounded) [Glocke, Klingel, Telefon:] läuten; [Kasse, Telefon, Wecker:] klingeln

the doorbell rang — die Türklingel ging; es klingelte

3) (ring bell) läuten ( for nach)

please ring for attention — bitte läuten

4) (Brit.): (make telephone call) anrufen

5) (resound)

ring in somebody's ears — jemandem in den Ohren klingen

ring true/false — (fig.) glaubhaft/unglaubhaft klingen

6) (hum) summen; (loudly) dröhnen

my ears are ringing — mir dröhnen die Ohren
3. transitive verb,
rang, rung

1) läuten [Glocke]

ring the [door]bell — läuten; klingeln

it rings a bell — (fig. coll.) es kommt mir [irgendwie] bekannt vor

2) (Brit.): (telephone) anrufen

Phrasal Verbs:

- ring back

- ring in

- ring off

- ring out

- ring round

- ring up

* * *

n.

Klang ¨-e m.

Kreis -e m.

Ring -e m. v.

(§ p.,p.p.: ringed) (•§ p.,p.p.: rang, rung•)

= klingeln v.

klingen v.

(§ p.,pp.: klang, geklungen)

läuten v.

English-german dictionary > ring
18 show

I [ʃəʊ]
nome

1) (as entertainment) spettacolo m. (anche teatr. cinem.); (particular performance) rappresentazione f.; rad. telev. trasmissione f.; (of slides) proiezione f.

on with the show! — (as introduction) lo spettacolo abbia inizio!

2) comm. (of cars, boats etc.) salone m.; (of fashion) sfilata f.; (of flowers, crafts) mostra f.

on show — esposto, in mostra

3) (of feelings) prova f., dimostrazione f.; (of strength) dimostrazione f.; (of wealth) ostentazione f.

to make o put on a (great) show of doing ostentare o fare sfoggio di (sapere) fare; he made a show of concern ostentava la sua preoccupazione; to be all show — essere solo apparenza, essere molto fumo e poco arrosto

4) (performance)

he put up a good show — ha fatto una bella figura

it was a poor show not to thank them — che brutta figura non ringraziarli

5) colloq. (business, undertaking)

he runs the whole show — comanda solo lui

••

to steal the show — teatr. rubare la scena; fig. monopolizzare l'attenzione
II 1. [ʃəʊ]
verbo transitivo (pass. showed; p.pass. shown)

1) (present for viewing) mostrare [person, object, photo]; presentare [ fashion collection]; mostrare, fare vedere [ ticket]; [TV channel, cinema] dare [ film]

to show sb. sth., sth. to sb. — mostrare qcs. a qcn

2) (display competitively) fare sfilare [ animal]; esporre, mettere in mostra [ flowers]

3) (reveal) mostrare [ feeling]; esporre [principle, fact]; [ garment] lasciare vedere [ underclothes]; [ patient] presentare [ symptoms]

to show interest in — mostrare interesse per

4) (indicate) indicare [time, direction]

5) (demonstrate) [ reply] dimostrare, testimoniare [wit, intelligence]; [gesture, gift] dimostrare [respect, gratitude]

to show one's age — dimostrare la propria età

as shown in diagram 12 — come si vede nella figura 12

6) (prove) dimostrare [truth, guilt]

to show that — [ document] provare che; [ findings] dimostrare che; [ expression] mostrare che

7) (conduct)

to show sb. to their seat — [host, usher] fare sedere qcn.

to show sb. to their room, to the door — accompagnare qcn. in camera, alla porta

8) colloq. (teach a lesson to)

I'll show him! — (as revenge) gli faccio vedere io! (when challenged) gli farò vedere!
2.
verbo intransitivo (pass. showed; p.pass. shown)

1) (be noticeable) [stain, label, emotion] vedersi

2) (be exhibited) [ artist] esporre; [ film] passare

•

- show in

- show off

- show out

- show round

- show up

••

it just goes to show — come volevasi dimostrare

show a leg! — colloq. giù dal letto!

to have nothing to show for sth. — restare con un pugno di mosche

to show one's face — colloq. farsi vedere

to show one's hand — scoprire le proprie carte

to show the way forward — aprire la strada

* * *
[ʃəu] 1. past tense - showed; verb
1) (to allow or cause to be seen: Show me your new dress; Please show your membership card when you come to the club; His work is showing signs of improvement.) mostrare

2) (to be able to be seen: The tear in your dress hardly shows; a faint light showing through the curtains.) vedersi

3) (to offer or display, or to be offered or displayed, for the public to look at: Which picture is showing at the cinema?; They are showing a new film; His paintings are being shown at the art gallery.) far vedere, presentare

4) (to point out or point to: He showed me the road to take; Show me the man you saw yesterday.) mostrare

5) ((often with (a)round) to guide or conduct: Please show this lady to the door; They showed him (a)round (the factory).) condurre, accompagnare

6) (to demonstrate to: Will you show me how to do it?; He showed me a clever trick.) mostrare

7) (to prove: That just shows / goes to show how stupid he is.) dimostrare, provare

8) (to give or offer (someone) kindness etc: He showed him no mercy.) mostrare
2. noun
1) (an entertainment, public exhibition, performance etc: a horse-show; a flower show; the new show at the theatre; a TV show.) mostra, spettacolo

2) (a display or act of showing: a show of strength.) dimostrazione

3) (an act of pretending to be, do etc (something): He made a show of working, but he wasn't really concentrating.) finta

4) (appearance, impression: They just did it for show, in order to make themselves seem more important than they are.) mostra, ostentazione

5) (an effort or attempt: He put up a good show in the chess competition.) prestazione, prova di sé

•

- showy
- showiness
- show-business
- showcase
- showdown
- showground
- show-jumping
- showman
- showroom
- give the show away
- good show!
- on show
- show off
- show up
* * *
show /ʃəʊ/
n.

1 esposizione; mostra; fiera; esibizione; salone: a show of paintings, un'esposizione di quadri; a flower show, una mostra di fiori; a dog [cattle] show, una mostra canina [di bovini]; a sample show, una fiera campionaria; the Motor [the Boat] Show, il salone dell'automobile [della nautica]

2 [cu] mostra; esibizione; ostentazione; dimostrazione; sfoggio: a show of affection, una dimostrazione d'affetto; (mil., polit., ecc.) a show of force, un'ostentazione di forza

3 [cu] apparenza; finzione; mostra; finta: It's all show!, è tutta una finta!; to do [to say] st. for show, fare [dire] qc. per mostra

4 [u] aspetto esteriore; esteriorità; parvenza: He's too concerned with show, si preoccupa troppo delle apparenze; a request with some show of sense, una richiesta che ha qualche parvenza di ragionevolezza

5 (teatr.) spettacolo, rappresentazione, rivista; (cinem., radio, TV) proiezione, programma, show: The show begins at nine o'clock, lo spettacolo comincia alle nove; DIALOGO → - Booking online- There's a show at 7.10 or the late show is at 10.30, c'è uno spettacolo alle 21:10 o l'ultimo è alle 22:30; stage show, spettacolo teatrale; TV show, programma televisivo; spettacolo televisivo; quiz show, quiz show; spettacolo a base di quiz

6 segno; traccia

7 (fam.) affare; azienda; impresa; organizzazione; baracca (fam.): After all, it's your show!, dopotutto, è affar tuo!; He wants to run ( o to boss) the show, vuole essere a capo dell'azienda; vuole comandare lui; You're in charge of the whole show, sei tu il capo della baracca!

8 (fam.) affare; cosa; faccenda: a disgraceful show, un brutt'affare; una cosa vergognosa; to give the ( whole) show away, mettere a nudo la faccenda; svelare le magagne; scoprire gli altarini

9 (fam., spec. USA) occasione; opportunità: Give him a fair show, dategli l'occasione di mostrare quel che vale (o quel che sa fare)

10 (fam.) prova di sé; prestazione; comportamento

11 ( gergo mil.) prova di forza; battaglia; operazione; l'impegnare il nemico

12 (ipp., USA) piazza d'onore, terzo posto ( in una corsa)

● (teatr.) show bill, cartellone, manifesto □ show-box, scatola che contiene foto piccanti ( che si vedono attraverso un foro) □ show business ► showbusiness □ ( USA) show biz ► showbiz □ show card ► showcard □ show ground, zona fiera (o fieristica) □ (comm.) show-how, dimostrazione ( di un metodo, ecc.) □ ( nelle votazioni) show of hands, alzata di mano: to vote by (a) show of hands, votare per alzata di mano □ (fam.) show-off, ostentazione, esibizionismo; (fam.) esibizionista, mattatore □ (fam. GB; di persona o personaggio vistosi) show pony, primadonna; primattore □ (leg.) show-up, confronto ( tra l'imputato e la vittima o un testimone); confronto all'americana □ show stopper, (teatr.) canzone (numero, ecc.) che scatena gli applausi; (fig.) cosa eccezionale; capolavoro □ show trial, processo politico ( per dimostrare il potere del governo) □ ( USA) show-window, vetrina, mostra ( di negozio) □ for show, per mostra; per salvare le apparenze □ ( USA) to get a fair show, essere trattato con lealtà (o con equità) □ (fig. USA) to get the show on the road, dare inizio ai lavori (al progetto, alla campagna) □ (fam. antiq.) Good show!, bel lavoro!; bravo!; benissimo! □ to make a show of, far mostra di, fingere di; mettere in mostra; ostentare: He made a show of interest [of accepting my offer], fece finta di essere interessato [di accettare la mia offerta]; to make a show of indifference, ostentare indifferenza □ to make a fine show, fare un bell'effetto; far figura □ a show of solidarity, un gesto di solidarietà □ to be on show, essere in mostra; essere esposto; ( di merce) essere in vetrina □ (fam.) to put up a good [a poor] show, dare una buona [una cattiva] prova di sé; fare una bella [una misera] figura; figurare bene [male] □ (fam.) to steal the show, monopolizzare (o prendersi tutti) gli applausi; fare un successone; essere la star ( di un evento mondano) □ (fam.) Let's get this show on the road!, cominciamo!
♦ (to) show /ʃəʊ/
(pass. showed, p. p. shown)

A v. t.

1 mostrare; far vedere; esibire; mettere in mostra; esporre; presentare a una mostra; dimostrare; indicare; additare; segnare: Show us the garden, mostraci il giardino; I was shown a specimen, mi hanno mostrato un esemplare; Show me how to do it, fammi vedere come si fa; All passengers are to show their passports, tutti i passeggeri devono esibire i passaporti; to show one's goods, mettere in mostra (o esporre) la propria merce; to show paintings, esporre quadri (a un mostra); We are going to show the new spring collection, esporremo la nuova collezione primaverile; He showed neither joy nor sorrow, non ha dimostrato né gioia né dolore; He shows his age, dimostra gli anni che ha; Please show me the way, per favore, indicami la strada!; A barometer shows air pressure, il barometro segna la pressione atmosferica; ( sport: dell'arbitro) to show the red [the yellow] card, mostrare il cartellino rosso [giallo]

2 dimostrare; provare; rivelare: This shows you how difficult it is, questo ti dimostra quanto sia difficile; This goes to show that you can do it, ciò sta a dimostrare che sei capace di farlo; The report shows that he did it on purpose, il rapporto prova che l'ha fatto di proposito

3 accompagnare; condurre; guidare; portare: to show sb. to the door, accompagnare q. alla porta; DIALOGO → - Showing guest to room- I'll just get someone to show you to your room, chiamo qualcuno che vi accompagni alla camera

4 (econ., fin., comm.) far registrare; presentare; accusare: to show a big increase in exports, far registrare un forte aumento delle esportazioni; to show a deficit, presentare un deficit; ( di conti) essere in rosso; The stock market showed a heavy fall yesterday, ieri la borsa ha accusato una forte flessione

5 (cinem.) proiettare; (teatr.) rappresentare; programmare; dare (fam.): They're showing a famous film of the 1920s, danno un famoso film degli anni venti

B v. i.

1 apparire; vedersi: The buds are just showing, appaiono i primi germogli

2 (fam. USA) farsi vedere; mostrarsi; fare atto di presenza; comparire: Her husband never shows at her at-homes, il marito non si fa mai vedere ai ricevimenti della moglie

3 vedersi; essere visibile: The mend doesn't show at all, il rammendo non si vede affatto; Does the scar still show?, si vede ancora la cicatrice?

4 (cinem.) essere in programma; essere proiettato: What's showing tonight?, che cosa danno stasera?

5 essere in mostra; ( anche arte) fare una mostra; partecipare ( a una mostra, un concorso, ecc.)

● to show one's class, fare sfoggio di classe □ (fig.) to show a clean pair of heels, darsela a gambe □ (fig.) to show the cloven hoof, rivelare un'indole malvagia, diabolica □ to show sb. the door, mostrare la porta a q.; mettere q. alla porta □ to show one's face (o head), mostrare la faccia; farsi vedere □ to show fight, mostrarsi bellicoso; accettare il combattimento (o lo scontro); opporre resistenza □ ( sport) to show good play, esprimere un bel gioco □ to show one's hand, scoprire il proprio gioco; (fig.) mettere le carte in tavola, rivelare le proprie intenzioni □ to show a leg, metter giù una gamba dal letto; alzarsi: Show a leg!, giù dal letto! □ (lett.) to show mercy on (o upon) sb., aver pietà di q. □ to show oneself, mostrarsi in pubblico, farsi vedere; dimostrarsi, dar prova d'essere: He showed himself to be clever [a clever student], ha dimostrato d'essere bravo [un bravo studente] □ to show sb. the sights, far vedere a q. le cose più notevoli ( monumenti, ecc.) d'una città (o d'un luogo); fare da cicerone a q. □ to show signs of, dar segno di; dimostrare di □ ( anche fig.) to show one's teeth, mostrare i denti □ (fig. lett.) to show the way, indicare il cammino; aprire la strada (fig.) □ to have nothing to show for all one's efforts [for one's life's work], non avere niente in mano dopo tutti gli sforzi compiuti [dopo una vita di lavoro]; stringere un pugno di mosche (fig.) □ That dress shows your underwear, con quel vestito ti si vede quello che porti sotto □ ( in treno, ecc.) Show your tickets, please, biglietti, prego! □ I'll show you!, ti faccio vedere io! □ (prov.) Time will show, chi vivrà vedrà.

* * *
I [ʃəʊ]
nome

1) (as entertainment) spettacolo m. (anche teatr. cinem.); (particular performance) rappresentazione f.; rad. telev. trasmissione f.; (of slides) proiezione f.

on with the show! — (as introduction) lo spettacolo abbia inizio!

2) comm. (of cars, boats etc.) salone m.; (of fashion) sfilata f.; (of flowers, crafts) mostra f.

on show — esposto, in mostra

3) (of feelings) prova f., dimostrazione f.; (of strength) dimostrazione f.; (of wealth) ostentazione f.

to make o put on a (great) show of doing ostentare o fare sfoggio di (sapere) fare; he made a show of concern ostentava la sua preoccupazione; to be all show — essere solo apparenza, essere molto fumo e poco arrosto

4) (performance)

he put up a good show — ha fatto una bella figura

it was a poor show not to thank them — che brutta figura non ringraziarli

5) colloq. (business, undertaking)

he runs the whole show — comanda solo lui

••

to steal the show — teatr. rubare la scena; fig. monopolizzare l'attenzione
II 1. [ʃəʊ]
verbo transitivo (pass. showed; p.pass. shown)

1) (present for viewing) mostrare [person, object, photo]; presentare [ fashion collection]; mostrare, fare vedere [ ticket]; [TV channel, cinema] dare [ film]

to show sb. sth., sth. to sb. — mostrare qcs. a qcn

2) (display competitively) fare sfilare [ animal]; esporre, mettere in mostra [ flowers]

3) (reveal) mostrare [ feeling]; esporre [principle, fact]; [ garment] lasciare vedere [ underclothes]; [ patient] presentare [ symptoms]

to show interest in — mostrare interesse per

4) (indicate) indicare [time, direction]

5) (demonstrate) [ reply] dimostrare, testimoniare [wit, intelligence]; [gesture, gift] dimostrare [respect, gratitude]

to show one's age — dimostrare la propria età

as shown in diagram 12 — come si vede nella figura 12

6) (prove) dimostrare [truth, guilt]

to show that — [ document] provare che; [ findings] dimostrare che; [ expression] mostrare che

7) (conduct)

to show sb. to their seat — [host, usher] fare sedere qcn.

to show sb. to their room, to the door — accompagnare qcn. in camera, alla porta

8) colloq. (teach a lesson to)

I'll show him! — (as revenge) gli faccio vedere io! (when challenged) gli farò vedere!
2.
verbo intransitivo (pass. showed; p.pass. shown)

1) (be noticeable) [stain, label, emotion] vedersi

2) (be exhibited) [ artist] esporre; [ film] passare

•

- show in

- show off

- show out

- show round

- show up

••

it just goes to show — come volevasi dimostrare

show a leg! — colloq. giù dal letto!

to have nothing to show for sth. — restare con un pugno di mosche

to show one's face — colloq. farsi vedere

to show one's hand — scoprire le proprie carte

to show the way forward — aprire la strada

English-Italian dictionary > show
19 inside

1.
noun
1) (the inner side, or the part or space within: The inside of this apple is quite rotten.) interior, parte interior

2) (the stomach and bowels: He ate too much and got a pain in his inside(s).) entrañas, tripas

2.
adjective
(being on or in the inside: the inside pages of the newspaper; The inside traffic lane is the one nearest to the kerb.) interior

3.
adverb
1) (to, in, or on, the inside: The door was open and he went inside; She shut the door but left her key inside by mistake.) dentro, adentro

2) (in a house or building: You should stay inside in such bad weather.) dentro

4.
preposition
1) ((sometimes (especially American) with of) within; to or on the inside of: She is inside the house; He went inside the shop.) dentro, adentro

2) ((sometimes with of) in less than, or within, a certain time: He finished the work inside (of) two days.) en, (futuro) dentro de

•

- inside out

inside¹ adj interior

an inside pocket un bolsillo interior

inside² adv dentro / adentro

come inside pasa adentro

inside³ n interior

the inside of the church is lovely el interior de la iglesia es precioso

inside out del revés

you're wearing your socks inside out llevas los calcetines del revés

inside⁴ prep en / dentro de

I'll wait for you inside the cinema te esperaré dentro del cine

inside

tr[ɪn'saɪd]

noun

1 interior nombre masculino, parte nombre femenino interior

■ she locked the door from the inside cerró la puerta con llave por dentro

■ the inside of this pan is dirty el interior de esta olla está sucio

2 (driving on left) la izquierda; (driving on right) la derecha; (on running track) interior

■ he was fined for overtaking on the inside lo multaron por adelantar por la izquierda

■ the American is coming up on the inside el americano avanza por el interior

adjective

1 interior, interno,-a

■ the article is on one of the inside pages el artículo está en una de las páginas interiores

adverb

1 (position) dentro; (movement) adentro

■ come inside entra, pasa adentro

■ let's look inside miremos dentro

2 slang (in prison) en la cárcel, en chirona

preposition

1 dentro de

■ put it inside the box mételo dentro de la caja

■ they're inside the house están dentro de la casa

■ get some food inside you cómete algo, mete algo de comida en el estómago

■ I always travel inside the speed limit siempre circulo dentro del límite de velocidad

2 (time) en menos de, dentro de

■ it'll be finished inside a week estará acabado dentro de una semana

plural noun insides

1 familiar entrañas nombre femenino plural, tripas nombre femenino plural

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

inside out al revés

■ you've got your socks on inside out llevas los calcetines al revés

■ turn the jeans inside out vuelve los vaqueros del revés

■ she turned the cupboard inside out revolvió todo el armario

to know something inside out conocer algo al dedillo

on the inside dentro

■ we need someone on the inside necesitamos a alguien de dentro

inside information información nombre femenino privilegiada

■ the robbery was an inside job el robo fue organizado por alguien de dentro

inside lane (on motorway - driving on left) carril nombre masculino de la izquierda; (- driving on right) carril nombre masculino de la derecha 2 (on racetrack) calle nombre femenino interior

inside left SMALLSPORT/SMALL interior nombre masulino o femenino izquierda

inside leg measurement entrepierna

inside pocket bolsillo interior

inside right SMALLSPORT/SMALL interior nombre masulino o femenino derecha

inside toilet lavabo interior

inside [ɪn'saɪd, 'ɪn.saɪd] adv

: adentro, dentro

to run inside: correr para adentro

inside and out: por dentro y por fuera

inside adj

1) : interior, de adentro, de dentro

the inside lane: el carril interior

2) : confidencial

inside information: información confidencial

inside n

1) : interior m, parte f de adentro

2) insides npl

belly, guts: tripas fpl fam

3)

inside out : al revés

inside prep

1) into: al interior de

2) within: dentro de

3) (referring to time) : en menos de

inside an hour: en menos de una hora

inside

adj.

• adentro, -a adj.

• dentro de adj.

• dentro, -a adj.

• interior adj.

• interno, -a adj.

• por dentro adj.

adv.

• adentro adv.

• dentro adv.

n.

• forro s.m.

• interior s.m.

prep.

• dentro de prep.

I 'ɪn'saɪd
noun

1)

a) ( interior part) interior m

the door had been locked from the inside — habían cerrado la puerta con llave por dentro

b) (inner side, surface) parte f de dentro or (esp AmL) de adentro

the jacket's padded on the inside — la chaqueta es acolchada por dentro

c) ( of racetrack) parte más cercana al centro; ( of road)

he tried to pass me on the inside — me quiso adelantar por la derecha; ( in UK etc) me quiso adelantar por la izquierda

d) ( of organization)

we've got a man on the inside — tenemos a alguien infiltrado

2) insides pl ( internal organs) (colloq) tripas fpl (fam)

3)

inside out — adverb

turn it inside out — ponlo de adentro para fuera

you've got your socks on inside out — llevas los calcetines del or al revés

to know something inside and out o (BrE) inside out — (colloq) saberse* algo al dedillo or al revés y al derecho

to turn something inside out: I turned the house inside out looking for it revolví toda la casa buscándolo; he turned the bag inside out — volvió la bolsa del revés, dio vuelta la bolsa (CS)

II

preposition

1)

a) ( within) dentro de

b) ( into)

he followed her inside the bar — la siguió al interior or hasta dentro del bar

2) (colloq) ( in expressions of time)

we did the journey inside 3 hours — hicimos el viaje en menos de 3 horas

she finished 2 seconds inside (of) the previous record — batió el récord anterior por 2 segundos

III

adverb

a) ( within) dentro, adentro (esp AmL)

inside and out — por dentro y por fuera, por adentro y por afuera (esp AmL)

deep down inside I know that... — en el fondo yo sé que..., en mi fuero interno yo sé que...

b) ( indoors) dentro, adentro (esp AmL)

come inside — entra, pasa

c) ( in prison) (colloq) entre rejas (fam), a la sombra (fam)

IV

adjective (before n)

a) < pages> interior; < pocket> interior, de dentro, de adentro (esp AmL)

what's your inside leg measurement? — ¿cuánto tiene or mide de entrepierna?

b)

the inside lane — ( Auto) el carril de la derecha; ( in UK etc) el carril de la izquierda; ( Sport) la calle número uno

c) ( from within group) < information> de dentro, de adentro (esp AmL)

police think the robbery was an inside job — la policía cree que alguien de la empresa (or casa etc) está implicado en el robo

['ɪn'saɪd]
1. N

1) (=inner part) interior m, parte f de dentro

he wiped the inside of the glass — limpió el interior or la parte de dentro del vaso

the inside of the foot — la parte de dentro del pie

I have a pain in my inside * — me duele el estómago

• from the inside, the doors were locked from the inside — las puertas estaban cerradas (con llave) por dentro

to know sth from the inside — saber algo por experiencia propia

• crisp on the outside and soft on the inside — crujiente por fuera y tierno por dentro

• inside out, your jumper's inside out — llevas el jersey al or del revés

she turned the sock inside out — le dio la vuelta al calcetín, volvió el calcetín del revés

they turned the whole place inside out — lo revolvieron todo, lo registraron todo de arriba abajo

to know a subject inside out — conocer un tema de cabo a rabo

he knows the district inside out — se conoce el distrito como la palma de la mano

2) (=lining) parte f de dentro

the inside of the jacket is sheepskin — la parte de dentro de la chaqueta es de piel de borrego

3) [of road] (Brit) lado m izquierdo; (other countries) lado m derecho

• to overtake or pass (sb) on the inside — (Brit) adelantar (a algn) por la izquierda; (other countries) adelantar (a algn) por la derecha

• walk on the inside of the pavement — camina por la parte de dentro de la acera

4) insides [of person, animal, fruit] tripas fpl

2. ADV

1) (=in) dentro, adentro (LAm)

once inside, he was trapped — una vez dentro estaba atrapado

it gives me a lovely warm feeling inside — me produce una sensación muy agradable por dentro

deep inside he is worried — en el fondo está preocupado

2) (=towards the inside) adentro, dentro

he opened the car door and shoved her inside — abrió la puerta del coche y la empujó adentro or dentro

3) (=indoors) dentro, adentro (LAm)

wait for me inside — espérame dentro or (LAm) adentro

please step inside — pase (usted)

• to come/go inside — entrar

4) * (=in prison)

to be inside — estar en chirona *, estar a la sombra *

3. PREP
(also: inside of) (esp US)
1) (of place) dentro de, en el interior de frm

inside the envelope — dentro del sobre, en el interior del sobre frm

he went inside the house — entró en la casa

75% of chief executives come from inside the company — un 75% de los altos cargos directivos proceden de la propia empresa

2) (of time) en menos de

inside four hours — en menos de cuatro horas

her time was five seconds inside the record — superó el récord por cinco segundos

4. ADJ

1) (=internal) interior

the inside pages of a newspaper — las páginas interiores de un periódico

2) (=confidential, from inside)

• an inside job * — un crimen cometido en una empresa, organización, etc por alguien que pertenece a la misma

it must be an inside job * — tiene que haber sido alguien de dentro

• the inside story — la historia (hasta ahora) secreta

the KGB: the inside story — la KGB: la historia secreta

5.

CPD

inside forward N — delantero(-a) m / f interior, interior mf

inside information N — información f confidencial

the inside lane N — (Aut) (Brit) el carril de la izquierda; (most countries) el carril de la derecha; (Athletics) la calle interior

inside left N — interior mf izquierdo(-a)

inside leg (measurement) N — medida f de la entrepierna

inside pocket N — bolsillo m interior

inside right N — (Sport) interior mf derecho(-a)

inside track N — [of sports track] pista f interior

- get the inside track on sth

* * *

I ['ɪn'saɪd]
noun

1)

a) ( interior part) interior m

the door had been locked from the inside — habían cerrado la puerta con llave por dentro

b) (inner side, surface) parte f de dentro or (esp AmL) de adentro

the jacket's padded on the inside — la chaqueta es acolchada por dentro

c) ( of racetrack) parte más cercana al centro; ( of road)

he tried to pass me on the inside — me quiso adelantar por la derecha; ( in UK etc) me quiso adelantar por la izquierda

d) ( of organization)

we've got a man on the inside — tenemos a alguien infiltrado

2) insides pl ( internal organs) (colloq) tripas fpl (fam)

3)

inside out — adverb

turn it inside out — ponlo de adentro para fuera

you've got your socks on inside out — llevas los calcetines del or al revés

to know something inside and out o (BrE) inside out — (colloq) saberse* algo al dedillo or al revés y al derecho

to turn something inside out: I turned the house inside out looking for it revolví toda la casa buscándolo; he turned the bag inside out — volvió la bolsa del revés, dio vuelta la bolsa (CS)

II

preposition

1)

a) ( within) dentro de

b) ( into)

he followed her inside the bar — la siguió al interior or hasta dentro del bar

2) (colloq) ( in expressions of time)

we did the journey inside 3 hours — hicimos el viaje en menos de 3 horas

she finished 2 seconds inside (of) the previous record — batió el récord anterior por 2 segundos

III

adverb

a) ( within) dentro, adentro (esp AmL)

inside and out — por dentro y por fuera, por adentro y por afuera (esp AmL)

deep down inside I know that... — en el fondo yo sé que..., en mi fuero interno yo sé que...

b) ( indoors) dentro, adentro (esp AmL)

come inside — entra, pasa

c) ( in prison) (colloq) entre rejas (fam), a la sombra (fam)

IV

adjective (before n)

a) < pages> interior; < pocket> interior, de dentro, de adentro (esp AmL)

what's your inside leg measurement? — ¿cuánto tiene or mide de entrepierna?

b)

the inside lane — ( Auto) el carril de la derecha; ( in UK etc) el carril de la izquierda; ( Sport) la calle número uno

c) ( from within group) < information> de dentro, de adentro (esp AmL)

police think the robbery was an inside job — la policía cree que alguien de la empresa (or casa etc) está implicado en el robo

English-spanish dictionary > inside
20 get

1. transitive verb,
-tt-, p.t. got, p.p. got or (in comb./arch./ Amer. except in sense academic.ru/44353/m">m) gotten ( got also coll. abbr. of has got or have got)

1) (obtain) bekommen; kriegen (ugs.); (by buying) kaufen; sich (Dat.) anschaffen [Auto usw.]; (by one's own effort for special purpose) sich (Dat.) besorgen [Visum, Genehmigung, Arbeitskräfte]; sich (Dat.) beschaffen [Geld]; einholen [Gutachten]; (by contrivance) kommen zu; (find) finden [Zeit]

where did you get that? — wo hast du das her?

he got him by the leg/arm — er kriegte ihn am Bein/Arm zu fassen

get somebody a job/taxi, get a job/taxi for somebody — jemandem einen Job verschaffen/ein Taxi besorgen od. rufen

get oneself something/a job — sich (Dat.) etwas zulegen/einen Job finden

you can't get this kind of fruit in the winter months — dieses Obst gibt es im Winter nicht zu kaufen

2) (fetch) holen

what can I get you? — was kann ich Ihnen anbieten?

is there anything I can get you in town? — soll ich dir etwas aus der Stadt mitbringen?

3)

get the bus — etc. (be in time for, catch) den Bus usw. erreichen od. (ugs.) kriegen; (travel by) den Bus nehmen

4) (prepare) machen (ugs.), zubereiten [Essen]

5) (coll.): (eat) essen

get something to eat — etwas zu essen holen; (be given) etwas zu essen bekommen

6) (gain) erreichen

what do I get out of it? — was habe ich davon?

7) (by calculation) herausbekommen

8) (receive) bekommen; erhalten, (ugs.) kriegen [Geldsumme]

the country gets very little sun/rain — die Sonne scheint/es regnet nur sehr wenig in dem Land

he got his jaw broken in a fight — bei einer Schlägerei wurde ihm der Kiefer gebrochen

9) (receive as penalty) bekommen, (ugs.) kriegen [6 Monate Gefängnis, Geldstrafe, Tracht Prügel]

you'll get it — (coll.) du kriegst Prügel (ugs.); es setzt was (ugs.); (be scolded) du kriegst was zu hören (ugs.)

10) (kill) töten; erlegen [Wild]; (hit, injure) treffen

11) (win) bekommen; finden [Anerkennung]; sich (Dat.) verschaffen [Ansehen]; erzielen [Tor, Punkt, Treffer]; gewinnen [Preis, Belohnung]; belegen [ersten usw. Platz]

get permission — die Erlaubnis erhalten

12) (come to have) finden [Schlaf, Ruhe]; bekommen [Einfall, Vorstellung, Gefühl]; gewinnen [Eindruck]; (contract) bekommen [Kopfschmerzen, Grippe, Malaria]

get some rest — sich ausruhen

get an idea/a habit from somebody — von jemandem eine Idee/Angewohnheit übernehmen

13)

have got — (coll.): (have) haben

give it all you've got — gib dein Bestes

have got a toothache/a cold — Zahnschmerzen/eine Erkältung haben od. erkältet sein

have got to do something — etwas tun müssen

something has got to be done [about it] — dagegen muss etwas unternommen werden

14) (succeed in bringing, placing, etc.) bringen; kriegen (ugs.)

I must get a message to her — ich muss ihr eine Nachricht zukommen lassen

15) (bring into some state)

get a machine going — eine Maschine in Gang setzen od. bringen

get things going or started — die Dinge in Gang bringen

get everything packed/prepared — alles [ein]packen/vorbereiten

get something ready/done — etwas fertig machen

get one's feet wet — nasse Füße kriegen

get one's hands dirty — sich (Dat.) die Hände schmutzig machen

I didn't get much done today — ich habe heute nicht viel geschafft

you'll get yourself thrown out/arrested — du schaffst es noch, dass du rausgeworfen/verhaftet wirst

get somebody talking/drunk/interested — jemanden zum Reden bringen/betrunken machen/jemandes Interesse wecken

get one's hair cut — sich (Dat.) die Haare schneiden lassen

16) (induce)

get somebody to do something — jemanden dazu bringen, etwas zu tun

get something to do something — es schaffen, dass etwas etwas tut

I can't get the car to start/the door to shut — ich kriege das Auto nicht in Gang/die Tür nicht zu

17) (Radio, Telev.): (pick up) empfangen [Sender]

18) (contact by telephone)

get somebody [on the phone] — jemanden [telefonisch] erreichen

19) (answer)

I'll get it! — ich geh' schon!; (answer doorbell) ich mach' auf!; (answer the phone) ich gehe ran (ugs.) od. nehme ab!

20) (coll.): (perplex) in Verwirrung bringen

you've got me there; I don't know — da bin ich überfragt - ich weiß es nicht

21) (coll.) (understand) kapieren (ugs.); verstehen [Personen]; (hear) mitkriegen (ugs.)

get it? — alles klar? (ugs.)

22) (coll.): (annoy) aufregen (ugs.)
2. intransitive verb,
-tt-, got, gotten

1) (succeed in coming or going) kommen

get to London before dark — London vor Einbruch der Dunkelheit erreichen

when did you get here/to school? — wann bist du gekommen?/wann warst du in der Schule?

we got as far as Oxford — wir kamen bis Oxford

how did that get here? — wie ist das hierher gekommen?

2) (come to be)

get talking [to somebody] — [mit jemandem] ins Gespräch kommen

get going or started — (leave) losgehen; aufbrechen; (start talking) loslegen (ugs.); (become lively or operative) in Schwung kommen

get going on or with something — mit etwas anfangen

3)

get to know somebody — jemanden kennen lernen

he got to like/hate her — mit der Zeit mochte er sie/begann er, sie zu hassen

get to hear of something — von etwas erfahren

get to do something — (succeed in doing) etwas tun können

4) (become) werden

get ready/washed — sich fertig machen/waschen

get frightened/hungry — Angst/Hunger kriegen

get excited about something — sich auf etwas (Akk.) freuen

get interested in something — sich für etwas interessieren

get caught in the rain — vom Regen überrascht werden

get well soon! — gute Besserung!

Phrasal Verbs:

- get about

- get across

- get along

- get at

- get away

- get away with

- get back

- get back to

- get behind

- get by

- get down

- get down to

- get in

- get in on

- get into

- get in with

- get off

- get on

- get on to

- get on with

- get out

- get out of

- get over

- get over with

- get past

- get round

- get through

- get to

- get together

- get up

- get up to

* * *
[ɡet]
past tense - got; verb

1) (to receive or obtain: I got a letter this morning.) erhalten

2) (to bring or buy: Please get me some food.) besorgen

3) (to (manage to) move, go, take, put etc: He couldn't get across the river; I got the book down from the shelf.) kommen, holen

4) (to cause to be in a certain condition etc: You'll get me into trouble.) bringen

5) (to become: You're getting old.) werden

6) (to persuade: I'll try to get him to go.) veranlassen

7) (to arrive: When did they get home?) gelangen

8) (to succeed (in doing) or to happen( to do) something: I'll soon get to know the neighbours; I got the book read last night.) bekommen

9) (to catch (a disease etc): She got measles last week.) bekommen

10) (to catch (someone): The police will soon get the thief.) erwischen

11) (to understand: I didn't get the point of his story.) verstehen

•

- getaway
- get-together
- get-up
- be getting on for
- get about
- get across
- get after
- get ahead
- get along
- get around
- get around to
- get at
- get away
- get away with
- get back
- get by
- get down
- get down to
- get in
- get into
- get nowhere
- get off
- get on
- get on at
- get out
- get out of
- get over
- get round
- get around to
- get round to
- get there
- get through
- get together
- get up
- get up to
* * *

get

<got, got or AM, CAN usu gotten>

[get]

I. TRANSITIVE VERB

1. (obtain)

▪ to \get sth [from sb] etw [von jdm] erhalten [o bekommen]

let's \get some breakfast/groceries lass uns frühstücken/Lebensmittel besorgen

have you got a moment? haben Sie einen Augenblick Zeit?

where did you \get your radio from? woher hast du dein Radio?

to \get a glimpse of sb/sth einen Blick auf jdn/etw erhaschen

to \get a radio station einen Sender empfangen [o fam reinbekommen]

to \get time off freibekommen

2. (receive)

▪ to \get sth [from sb] etw [von jdm] bekommen [o fam kriegen]

to \get sth for one's birthday etw zum Geburtstag bekommen

to \get a [telephone] call from sb von jdm angerufen werden

3. (experience)

▪ to \get sth etw erleben

we don't \get much snow in this country in diesem Land schneit es nicht sehr viel

I got quite a shock ich habe einen ganz schönen Schock bekommen! fam

I got quite a surprise ich war ganz schön überrascht

to \get the impression that... den Eindruck gewinnen, dass...

4. (deliver)

▪ to \get sth to sb jdm etw bringen

5. ( fam: contract)

▪ to \get sth sich dat etw holen fam

you can't \get measles twice Masern kannst du nicht zweimal bekommen

to \get the flu sich dat die Grippe einfangen [o ÖSTERR a. holen] fam

to \get food poisoning sich dat eine Lebensmittelvergiftung zuziehen [o ÖSTERR fam a. holen

6. (fetch)

▪ to \get [sb] sth [or sth for sb] jdm etw besorgen [o holen]

can I \get you a drink? möchtest du was trinken?, kann ich Ihnen etwas zu trinken anbieten?; ( form)

could you \get a newspaper for me, please? könntest du mir bitte eine Zeitung mitbringen?

7. (come across)

▪ to \get sth somewhere irgendwo auf etw akk treffen

you \get lions in Africa in Afrika gibt es Löwen

8.

to \get a plane/train (travel with) ein Flugzeug/einen Zug nehmen; (catch) ein Flugzeug/einen Zug erwischen fam

9. (earn)

▪ to \get sth etw verdienen

10. (exchange)

▪ to \get sth for sth etw für etw akk bekommen

11. (buy)

▪ to \get sth etw kaufen

12. (derive)

▪ to \get sth out of sth:

what do I \get out of it? was habe ich davon?

sb \gets a lot of pleasure out of [or from] sth etw bereitet jdm viel Freude

to \get something out of sth aus etw dat seine Vorteile ziehen

13. (calculate)

▪ to \get sth etw berechnen

14. (capture)

▪ to \get sb/sth jdn/etw fangen

15. ( fam: punish)

▪ to \get sb [for sth] jdn [für etw akk] kriegen fam

I'll \get you for this/that! ich kriege dich dafür! fam

16. ( fam: suffer)

to \get it es bekommen, bestraft werden

17. (buttonhole)

▪ to \get sb to oneself jdn für sich akk haben

18. (answer)

to \get the door die Tür aufmachen

to \get the telephone das Telefon abnehmen, ans Telefon gehen

19. AM ( fam: pay for)

▪ to \get sth etw bezahlen

20. + adj, pp (cause to be)

he got his bag caught in the door seine Tasche verfing sich in der Tür

she got the kids ready sie machte die Kinder fertig

to \get sth confused etw verwechseln

to \get sth delivered sich dat etw liefern lassen

to \get sth finished etw fertig machen

to \get sth typed etw tippen lassen

21. (induce)

▪ to \get sb/sth doing sth:

we'll soon \get you talking wir werden Sie schon zum Reden bringen

haven't you got the photocopier working yet? hast du den Kopierer noch nicht zum Laufen gekriegt? fam

▪ to \get sb/sth to do sth jdn/etw dazu bringen, etw zu tun

to \get one's computer to work seinen Computer zum Laufen [o ÖSTERR, SCHWEIZ a. Funktionieren] kriegen fam

22. (transport)

▪ to \get sb/sth somewhere jdn/etw irgendwohin bringen

we can't \get the bed through the door wir bekommen das Bett nicht durch die Tür

23. (learn)

▪ to \get sth etw herausbekommen [o fam herauskriegen

24. (understand)

▪ to \get sth etw verstehen

to \get the meaning es verstehen

to \get the message es kapieren fam

to \get the picture ( fam) kapieren fam

\get the picture? kapiert? fam, kapische? fam

to \get sb/sth wrong jdn/etw falsch verstehen

25.

to \get dinner (prepare) das Abendessen zubereiten; (eat) zu Abend essen

26. (baffle)

▪ to \get sb jdn verwirren

this problem's simply got me mit diesem Problem bin ich einfach überfordert

you've got me there da bin ich [aber] überfragt

we'll get them with this tactic mit dieser Taktik kriegen wir sie fam

27. ( fam: amuse)

▪ to \get sb jdn amüsieren

28. ( fam: irk)

▪ to \get sb jdm auf die Nerven gehen fam

29. ( fam: sadden)

▪ to \get sb jdm unter die Haut gehen fam

30. (hit)

▪ to \get sb [in sth]:

that nearly got me in the eye! das ist mir fast ins Auge geflogen!

she got him right in the face sie hat ihn mitten ins Gesicht getroffen

the shot got him in the arm der Schuss traf ihn in den Arm [o fam erwischte ihn am Arm

31. usu imper ( fam: look at)

\get him/her! sieh dir mal den/die an!

32.

▶ to get one's own back [on sb] BRIT ( fam) sich akk [an jdm] rächen

▶ to \get it on ( fam: succeed) es schaffen; ( fam: fight) es sich dat geben; ( fam: have sex) es treiben euph fam

II. INTRANSITIVE VERB

1. + adj (become) werden

are you \getting better? geht es dir besser?

to \get real (sl) am Boden bleiben fam

to \get used to sth sich akk an etw akk gewöhnen

2. + vb (become)

to \get to be sth etw werden

how did you \get to be a belly dancer? wie bist du zu einer Bauchtänzerin geworden?

to \get to like sth etw langsam mögen

3. + pp (in passives) werden

the dog got drowned der Hund ist ertrunken

this window got broken jemand hat dieses Fenster zerbrochen

to \get married heiraten

4. (reach)

▪ to \get somewhere irgendwohin kommen

to \get home [from somewhere] [von irgendwo] nach Hause kommen

5. (progress)

to get nowhere/somewhere [with sth] es nicht weit/weit [mit etw dat] bringen

we were not \getting far with the negotiations unsere Verhandlungen kamen nicht weit voran

6. (have opportunity)

▪ to \get to do sth die Möglichkeit haben, etw zu tun

to \get to see sb jdn zu Gesicht bekommen

7. (succeed)

▪ to \get to do sth schaffen, etw zu tun

8. (must)

▪ to have got to do sth etw machen müssen

9. (start)

▪ to \get doing sth anfangen, etw zu tun

to \get going [or moving] gehen

we'd better \get going wir sollten besser gehen

10. (understand)

to \get with it sich akk informieren

\get with it! setz dich damit auseinander!

11. usu imper ( fam: go)

[go on,] \get! hau [doch] ab! fam

III. NOUN

1. BRIT ( pej sl) see git

2. COMPUT Holanweisung f

* * *
[get] pret got, ptp got or ( US) gotten
1. TRANSITIVE VERB
When get is part of a set combination, eg. get the sack, get hold of, get it right, look up the other word.
1) = receive bekommen, kriegen (inf); sun, light, full force of blow abbekommen, abkriegen (inf); wound sich (dat) zuziehen; wealth, glory kommen zu; time, personal characteristics haben (from von)

where did you get it (from)? — woher hast du das?

this country gets very little rain —

he wanted to get all the glory — er wollte all den Ruhm (haben)

he got the idea for his book while he was abroad/from an old document — die Idee zu dem Buch kam ihm, als er im Ausland war/hatte er von einem alten Dokument

where did you get that idea? — wie kommst du denn auf die Idee?

I got quite a surprise — ich war ziemlich überrascht

I got quite a shock — ich habe einen ziemlichen Schock gekriegt (inf) or bekommen

I get the feeling that... — ich habe das Gefühl, dass...

2) = obtain by one's own efforts object sich (dat) besorgen; visa, money sich (dat) beschaffen or besorgen; (= find) staff, finance, partner, job finden; (= buy) kaufen; (= buy and keep) large item, car, cat sich (dat) anschaffen

not to be able to get sth — etw nicht bekommen or kriegen (inf) können

to get sb/oneself sth, to get sth for sb/oneself — jdm/sich etw besorgen; job jdm/sich etw verschaffen

to need to get sth — etw brauchen

I've still three to get — ich brauche noch drei

to get a glimpse of sb/sth — jdn/etw kurz zu sehen bekommen

you'll have to get a job/more staff —

he's been trying to get a house/job — er hat versucht, ein Haus/eine Stelle zu bekommen

he got himself a wife/a good job — er hat sich (dat) eine Frau zugelegt (inf)

what are you getting her for Christmas? — was schenkst du ihr zu Weihnachten?

I got her a doll for Christmas — ich habe für sie eine Puppe zu Weihnachten besorgt

we could get a taxi — wir könnten (uns dat ) ein Taxi nehmen

could you get me a taxi? — könnten Sie mir ein Taxi rufen or besorgen?

we don't get a paper — wir haben keine Zeitung abonniert

3) = fetch person, doctor, object holen

to get sb from the station — jdn vom Bahnhof abholen

can I get you a drink? — möchten Sie etwas zu trinken?

I got him/myself a drink — ich habe ihm/mir etwas zu trinken geholt

why don't you get a dictionary and look it up? — warum sehen Sie nicht in einem Wörterbuch nach?

4) = catch bekommen, kriegen (inf); (in children's game) fangen; (= take) train, bus fahren mit

to get sb by the arm/leg — jdn am Arm/Bein packen

he's got it bad (inf) — den hats übel erwischt (inf)

get him/it! (to dog) — fass!

(I've) got him! (inf) — ich hab ihn! (inf)

(I've) got it! (inf) — ich habs! (inf)

got you! (inf) — hab dich (erwischt)! (inf)

ha, ha, can't get me! — ha, ha, mich kriegst du nicht! (inf)

my big brother will get you! (inf) — mein großer Bruder, der zeigts dir or der macht dich fertig! (inf)

he's out to get you (inf) — er hats auf dich abgesehen

we'll get them yet! (inf) — die werden wir schon noch kriegen! (inf)

I'll get you for that! (inf) — das wirst du mir büßen!

you've got me there! (inf) — da bin ich überfragt

5) = hit treffen, erwischen (inf)

6) RAD, TV bekommen, kriegen (inf)

7) TELEC = contact erreichen; number bekommen; (= put through to, get for sb) geben

I'll get the number (for you) (switchboard) — ich verbinde Sie mit der Nummer

get me 339/Mr Johnston please (to secretary) — geben Sie mir bitte 339/Herrn Johnston; (to switchboard) verbinden Sie mich bitte mit 339/Herrn Johnston

you've got the wrong number — Sie sind falsch verbunden

8) = prepare meal machen

I'll get you/myself some breakfast — ich mache dir/mir etwas zum Frühstück

9) = eat essen

to get breakfast — frühstücken

to get lunch — zu Mittag essen

to get a snack — eine Kleinigkeit essen

let's get Italian/Chinese/Indian etc — gehen wir zum Italiener/Chinesen/Inder (essen)

10) = send, take bringen

to get sb to hospital — jdn ins Krankenhaus bringen

get the children to bed — bring die Kinder ins Bett

they managed to get him home — sie schafften ihn nach Hause

we'll get you there somehow — irgendwie kriegen wir dich schon dahin (inf)

where does that get us? (inf) — was bringt uns (dat) das? (inf)

this discussion isn't getting us anywhere —

get the cat out of the room — tu die Katze aus dem Zimmer (inf)

to get sth to sb — jdm etw zukommen lassen

tell him to get it there as quickly as possible — er soll zusehen, dass das so schnell wie möglich dorthin gebracht wird

11) = manage to move bekommen, kriegen (inf)

he couldn't get her up the stairs — er bekam or kriegte (inf) sie nicht die Treppe rauf

he couldn't get himself out of bed — er kam nicht aus dem Bett

12) = understand kapieren (inf), mitbekommen; (= hear) mitbekommen, mitkriegen (inf); (= make a note of) notieren

I don't get it (inf) — da komme ich nicht mit (inf)

I don't get you or your meaning — ich verstehe nicht, was du meinst

get it? (inf) — kapiert? (inf)

13)

= profit, benefit what do you get from it? — was hast du davon?, was bringt es dir? (inf)

I don't get much from his lectures — seine Vorlesungen geben mir nicht viel

he's only in it for what he can get — er will nur dabei profitieren

14)

in exclamations iro inf get (a load of) that! — was sagst du dazu! (inf), hat man Töne! (inf)

get her! (regarding looks) — was sagst du zu der da? (inf); (iro) sieh dir bloß die mal an! (inf)

15) person inf = annoy ärgern, aufregen; (= upset) an die Nieren gehen (+dat) (inf); (= thrill) packen (inf); (= amuse) amüsieren

16) to form passive inf werden

when did it last get painted? — wann ist es zuletzt gestrichen worden?

I got paid — ich wurde bezahlt

17) set structures __diams; to get sb to do sth (= have sth done by sb) etw von jdm machen lassen; (= persuade sb) jdn dazu bringen, etw zu tun

I'll get him to phone you back — ich sage ihm, er soll zurückrufen

you'll never get him to understand — du wirst es nie schaffen, dass er das versteht

you'll get me/yourself thrown out —

that'll get him disqualified — damit wird er disqualifiziert

has she got the baby dressed yet? — hat sie das Baby schon angezogen?

to get sth done — etw gemacht kriegen (inf)

to get the washing done — die Wäsche waschen

to get some work done — Arbeit erledigen

I'm not going to get much done — ich werde nicht viel geschafft kriegen (inf) or bekommen

we ought to get it done soon — das müsste bald gemacht werden

to get things done — was fertig kriegen (inf)

to get sth made for sb/oneself — jdm/sich etw machen lassen

to get one's hair cut — sich (dat) die Haare schneiden lassen

I got the bathroom cleaned this morning — ich habe heute Morgen das Bad geputzt

I'll get the grass cut/the house painted soon (by sb else) — ich lasse bald den Rasen mähen/das Haus streichen

did you get your expenses paid/your question answered? — haben Sie Ihre Spesen erstattet/eine Antwort auf Ihre Frage bekommen?

to get sb/sth/oneself ready — jdn/etw/sich fertig machen

to get sth clean/open/shut (person) — etw sauber kriegen/aufkriegen/zukriegen (inf)

that'll get it clean — damit wird es sauber

that'll get it open/shut — damit geht es auf/zu

to get sb drunk — jdn betrunken machen or (inf)

to get one's arm broken — sich (dat) den Arm brechen

to get one's hands dirty (lit, fig) — sich (dat) die Hände schmutzig machen

to get one's things packed — seine Sachen packen

I can't get the car to start — ich kriege das Auto nicht an (inf)

he can't get the sum to work out/the lid to stay open — er kriegt es nicht hin, dass die Rechnung aufgeht/dass der Deckel aufbleibt (inf)

can you get these two pieces to fit together? — kriegen Sie die beiden Teile zusammen

can you get the wound to stop bleeding? — können Sie etwas machen, dass die Wunde nicht mehr blutet?

once I've got this machine to work — wenn ich die Maschine erst einmal zum Laufen gebracht habe

to get sth going (car, machine) — etw in Gang bringen; party etw in Fahrt bringen

to get sb talking — jdn zum Sprechen bringen __diams; to have got sth ( Brit

2. INTRANSITIVE VERB

1) = arrive kommen

to get home — nach Hause kommen

to get here — hier ankommen

can you get to work by bus? — kannst du mit dem Bus zur Arbeit fahren?

I've got as far as page 16 — ich bin auf Seite 16 __diams; to get there ( fig inf

now we're getting there (to the truth) — jetzt kommts raus! (inf)

how's the work going? – we're getting there! — wie geht die Arbeit voran? – langsam wirds was! (inf) __diams; to get somewhere/nowhere (in job, career etc) es zu etwas/nichts bringen; (with work, in discussion etc) weiterkommen/nicht weiterkommen

to get somewhere/nowhere (with sb) —

we're not getting anywhere by arguing like this — wir erreichen doch gar nichts, wenn wir uns streiten

now we're getting somewhere (in project etc) — jetzt wird die Sache (inf); (in interrogation, discussion etc) jetzt kommen wir der Sache schon näher

to get nowhere fast (inf) — absolut nichts erreichen __diams; to get far (lit) weit kommen; (fig) es weit bringen

you won't get far on £10 — mit £ 10 kommst du nicht weit

2) = become werden

to get old/tired etc — alt/müde etc werden

I'm getting cold/warm — mir wird es kalt/warm

the weather is getting cold/warm — es wird kalt/warm

to get dressed/shaved/washed etc — sich anziehen/rasieren/waschen etc

to get married — heiraten

to get free — sich befreien

I'm getting bored — ich langweile mich langsam

things can only get better —

to get lucky (inf) — Schwein haben (inf)

how lucky can you get? — so ein Glück!

how stupid can you get? — wie kann man nur so dumm sein? __diams; to get started anfangen

let's get started — fangen wir an!

to get to know sb/sth — jdn/etw kennenlernen

how did you get to know about that? — wie hast du davon erfahren?

to get to like sb — jdn sympathisch finden

to get to like sth — an etw (dat) Gefallen finden

after a time you get to realize... — nach einiger Zeit merkt man...

to get to be... — (mit der Zeit)... werden

to get to see sb/sth — jdn/etw zu sehen bekommen

to get to work — sich an die Arbeit machen

to get working/scrubbing etc —

you lot, get cleaning/working! — ihr da, ans Putzen/an die Arbeit!

I got talking to him — ich kam mit ihm ins Gespräch

get going! — fang an!

I've got to — ich muss

3. REFLEXIVE VERB
__diams; to get oneself... = convey oneself gehen; (= come) kommen
I had to get myself to the hospital — ich musste ins Krankenhaus (gehen)

how did you get yourself home? —

get yourself over here — komm hier rüber (inf)

to get oneself dirty/wet — sich schmutzig/nass machen

to get oneself pregnant/fit — schwanger/fit werden

to get oneself washed/dressed — sich waschen/anziehen

he managed to get himself promoted —

he got himself hit in the leg — er wurde am Bein getroffen

in order to get oneself elected — um gewählt zu werden

you'll get yourself killed if you go on driving like that — du bringst dich noch um, wenn du weiter so fährst

* * *

get [ɡet]

A s

1. Tennis: umg Rückschlag m

2. ZOOL Nachkomme(n) m(pl)

3. Br Fördermenge f

B v/t prät got [ɡɒt; US ɡɑt], obs gat [ɡæt], pperf got [ɡɒt; US ɡɑt], US auch gotten [ˈɡɑtn]

1. einen Brief, keine Antwort etc bekommen, erhalten, kriegen umg:

he didn’t get much for his old car;

get it umg sein Fett (ab)kriegen, eins aufs Dach kriegen;

get a good start einen guten Start haben;

get a station ( RADIO, TV) einen Sender empfangen oder reinbekommen;

we could get no leave wir konnten keinen Urlaub bekommen;

in autumn you get a lot of rain here umg im Herbst regnet es hier sehr viel;

he’s got it bad(ly) umg ihn hat es schwer erwischt (er ist schwer erkrankt, heftig verliebt etc)

2. sich etwas verschaffen oder besorgen:

money can get you anything für Geld bekommt man alles;

get a pregnancy test einen Schwangerschaftstest machen lassen

3. erwerben, gewinnen, verdienen, erringen, erzielen:

get fame Ruhm erringen oder erwerben oder erlangen;

get a victory einen Sieg erringen oder erzielen;

get wealth Reichtum erwerben

4. Wissen, Erfahrung etc erwerben, sich aneignen, (er)lernen:

get by heart auswendig lernen

5. Kohle etc gewinnen, fördern

6. erwischen:

a) (zu fassen) kriegen, fassen, packen, fangen

b) ertappen

c) treffen:

he’ll get you in the end er kriegt dich doch;

you’ve got me there! umg da bin ich überfragt!;

that gets me umg das kapiere ich nicht; das geht mir auf die Nerven; das packt mich, das geht mir unter die Haut

7. a) Hilfe etc holen:

get sb a taxi jemandem ein Taxi rufen;

I’ll get it ich mach schon auf; TEL ich geh schon ran

b) abholen ( from von)

c) (hin)bringen:

get sb to bed jemanden ins Bett bringen;

get me a chair bring oder hol mir einen Stuhl!

d) schaffen, bringen, befördern:

get it out of the house schaffe es aus dem Haus!;

get o.s. home sich nach Hause begeben; → anywhere 1, nowhere A 2

8. beschaffen, besorgen ( beide:

for sb jemandem):

I can get it for you;

please get me … TEL verbinden Sie mich bitte mit …

9. (auch telefonisch) erreichen, ein öffentliches Verkehrsmittel auch nehmen

10. a) have got haben:

I’ve got no money;

she’s got a pretty face;

got a knife? umg hast du ein Messer?

b) have got to müssen:

we have got to do it

11. machen, werden lassen, in einen (bestimmten) Zustand versetzen oder bringen:

get one’s feet wet nasse Füße bekommen;

get sth ready etwas fertig machen;

get sb nervous jemanden nervös machen;

I got my arm broken ich habe mir den Arm gebrochen

12. (mit pperf) lassen:

get one’s hair cut sich die Haare schneiden lassen;

get sth done

a) etwas erledigen (lassen),

b) etwas zustande bringen

13. (mit inf) dazu oder dahin bringen, bewegen, veranlassen:

get sb to speak jemanden zum Sprechen bringen oder bewegen;

get sth to burn etwas zum Brennen bringen

14. (mit ppr) get going

a) eine Maschine etc, fig a. Verhandlungen etc in Gang bringen,

b) fig Schwung in eine Party etc bringen;

get sth working again TECH etwas wieder zum Gehen bringen

15. get sb for sth umg jemandem etwas heimzahlen

16. eine Mahlzeit zu-, vorbereiten, herrichten

17. Br umg essen:

get breakfast frühstücken

18. umg kapieren, (auch akustisch) verstehen:

I didn’t get his name;

I don’t get him ich versteh nicht, was er will;

I don’t get that das kapier ich nicht;

got it? kapiert?; → wrong B 1

19. US umg erledigen (töten)

20. umg nicht mehr loslassen, überwältigen

C v/i

1. kommen, gelangen:

get as far as Munich bis nach München kommen;

get home nach Hause kommen, zu Hause ankommen;

where has it got to? wo ist es hingekommen?;

how far have you got with your homework? wie weit bist du mit deinen Hausaufgaben gekommen?;

get there umg

a) es schaffen, sein Ziel erreichen,

b) dahinterkommen (es verstehen); → anywhere 1, nowhere A 2

2. (mit inf) dahin gelangen oder kommen, dazu übergehen:

he got to like it er hat es lieb gewonnen;

they got to be friends sie wurden Freunde;

get to know sth etwas erfahren oder kennenlernen;

get to know sb (better) jemanden (näher) kennenlernen

3. (mit adj oder pperf) werden, in einen bestimmten Zustand etc geraten:

get caught gefangen oder erwischt werden;

get dressed sich anziehen;

get tired müde werden, ermüden; → busy A 2, drunk B 1, etc

4. (mit ppr) beginnen, anfangen:

they got quarrel(l)ing sie fingen an zu streiten;

get going

a) in Gang kommen (Maschine etc, fig a. Verhandlungen etc),

b) fig in Schwung kommen (Party etc);

get going on ( oder with) sth etwas in Angriff nehmen;

get talking

a) zu reden anfangen,

b) ins Gespräch kommen

5. reich werden

6. sl verduften, abhauen (beide umg)

* * *
1. transitive verb,
-tt-, p.t. got, p.p. got or (in comb./arch./ Amer. except in sense m) gotten ( got also coll. abbr. of has got or have got)

1) (obtain) bekommen; kriegen (ugs.); (by buying) kaufen; sich (Dat.) anschaffen [Auto usw.]; (by one's own effort for special purpose) sich (Dat.) besorgen [Visum, Genehmigung, Arbeitskräfte]; sich (Dat.) beschaffen [Geld]; einholen [Gutachten]; (by contrivance) kommen zu; (find) finden [Zeit]

where did you get that? — wo hast du das her?

he got him by the leg/arm — er kriegte ihn am Bein/Arm zu fassen

get somebody a job/taxi, get a job/taxi for somebody — jemandem einen Job verschaffen/ein Taxi besorgen od. rufen

get oneself something/a job — sich (Dat.) etwas zulegen/einen Job finden

you can't get this kind of fruit in the winter months — dieses Obst gibt es im Winter nicht zu kaufen

2) (fetch) holen

what can I get you? — was kann ich Ihnen anbieten?

is there anything I can get you in town? — soll ich dir etwas aus der Stadt mitbringen?

3)

get the bus — etc. (be in time for, catch) den Bus usw. erreichen od. (ugs.) kriegen; (travel by) den Bus nehmen

4) (prepare) machen (ugs.), zubereiten [Essen]

5) (coll.): (eat) essen

get something to eat — etwas zu essen holen; (be given) etwas zu essen bekommen

6) (gain) erreichen

what do I get out of it? — was habe ich davon?

7) (by calculation) herausbekommen

8) (receive) bekommen; erhalten, (ugs.) kriegen [Geldsumme]

the country gets very little sun/rain — die Sonne scheint/es regnet nur sehr wenig in dem Land

he got his jaw broken in a fight — bei einer Schlägerei wurde ihm der Kiefer gebrochen

9) (receive as penalty) bekommen, (ugs.) kriegen [6 Monate Gefängnis, Geldstrafe, Tracht Prügel]

you'll get it — (coll.) du kriegst Prügel (ugs.); es setzt was (ugs.); (be scolded) du kriegst was zu hören (ugs.)

10) (kill) töten; erlegen [Wild]; (hit, injure) treffen

11) (win) bekommen; finden [Anerkennung]; sich (Dat.) verschaffen [Ansehen]; erzielen [Tor, Punkt, Treffer]; gewinnen [Preis, Belohnung]; belegen [ersten usw. Platz]

get permission — die Erlaubnis erhalten

12) (come to have) finden [Schlaf, Ruhe]; bekommen [Einfall, Vorstellung, Gefühl]; gewinnen [Eindruck]; (contract) bekommen [Kopfschmerzen, Grippe, Malaria]

get some rest — sich ausruhen

get an idea/a habit from somebody — von jemandem eine Idee/Angewohnheit übernehmen

13)

have got — (coll.): (have) haben

give it all you've got — gib dein Bestes

have got a toothache/a cold — Zahnschmerzen/eine Erkältung haben od. erkältet sein

have got to do something — etwas tun müssen

something has got to be done [about it] — dagegen muss etwas unternommen werden

14) (succeed in bringing, placing, etc.) bringen; kriegen (ugs.)

I must get a message to her — ich muss ihr eine Nachricht zukommen lassen

15) (bring into some state)

get a machine going — eine Maschine in Gang setzen od. bringen

get things going or started — die Dinge in Gang bringen

get everything packed/prepared — alles [ein]packen/vorbereiten

get something ready/done — etwas fertig machen

get one's feet wet — nasse Füße kriegen

get one's hands dirty — sich (Dat.) die Hände schmutzig machen

I didn't get much done today — ich habe heute nicht viel geschafft

you'll get yourself thrown out/arrested — du schaffst es noch, dass du rausgeworfen/verhaftet wirst

get somebody talking/drunk/interested — jemanden zum Reden bringen/betrunken machen/jemandes Interesse wecken

get one's hair cut — sich (Dat.) die Haare schneiden lassen

16) (induce)

get somebody to do something — jemanden dazu bringen, etwas zu tun

get something to do something — es schaffen, dass etwas etwas tut

I can't get the car to start/the door to shut — ich kriege das Auto nicht in Gang/die Tür nicht zu

17) (Radio, Telev.): (pick up) empfangen [Sender]

18) (contact by telephone)

get somebody [on the phone] — jemanden [telefonisch] erreichen

19) (answer)

I'll get it! — ich geh' schon!; (answer doorbell) ich mach' auf!; (answer the phone) ich gehe ran (ugs.) od. nehme ab!

20) (coll.): (perplex) in Verwirrung bringen

you've got me there; I don't know — da bin ich überfragt - ich weiß es nicht

21) (coll.) (understand) kapieren (ugs.); verstehen [Personen]; (hear) mitkriegen (ugs.)

get it? — alles klar? (ugs.)

22) (coll.): (annoy) aufregen (ugs.)
2. intransitive verb,
-tt-, got, gotten

1) (succeed in coming or going) kommen

get to London before dark — London vor Einbruch der Dunkelheit erreichen

when did you get here/to school? — wann bist du gekommen?/wann warst du in der Schule?

we got as far as Oxford — wir kamen bis Oxford

how did that get here? — wie ist das hierher gekommen?

2) (come to be)

get talking [to somebody] — [mit jemandem] ins Gespräch kommen

get going or started — (leave) losgehen; aufbrechen; (start talking) loslegen (ugs.); (become lively or operative) in Schwung kommen

get going on or with something — mit etwas anfangen

3)

get to know somebody — jemanden kennen lernen

he got to like/hate her — mit der Zeit mochte er sie/begann er, sie zu hassen

get to hear of something — von etwas erfahren

get to do something — (succeed in doing) etwas tun können

4) (become) werden

get ready/washed — sich fertig machen/waschen

get frightened/hungry — Angst/Hunger kriegen

get excited about something — sich auf etwas (Akk.) freuen

get interested in something — sich für etwas interessieren

get caught in the rain — vom Regen überrascht werden

get well soon! — gute Besserung!

Phrasal Verbs:

- get about

- get across

- get along

- get at

- get away

- get away with

- get back

- get back to

- get behind

- get by

- get down

- get down to

- get in

- get in on

- get into

- get in with

- get off

- get on

- get on to

- get on with

- get out

- get out of

- get over

- get over with

- get past

- get round

- get through

- get to

- get together

- get up

- get up to

* * *

(give) the stick expr.

eine Tracht Prügel bekommen (verabreichen) ausdr. (oneself) something expr.

sich etwas anschaffen ausdr.

sich etwas zulegen ausdr. v.

(§ p.,p.p.: got)

or p.p.: gotten•) = aneignen v.

bekommen v.

besorgen v.

bringen v.

(§ p.,pp.: brachte, gebracht)

erhalten v.

erreichen v.

erringen v.

erwerben v.

holen v.

kapieren v.

schaffen v.

sich etwas verschaffen ausdr.

verstehen v.

English-german dictionary > get

Страницы

См. также в других словарях:

leg — n 1. limb, lower limb, member; Anat. tibia, Anat. fibula, shinbone, shin, shank, Sl. gam, Inf. peg, Inf. pin, (usu. pi.) Inf. stumps; calf, thigh, (usu. pi.) hams. 2. support, underpinning, standard, prop, brace, framework; post, column, pillar,… … A Note on the Style of the synonym finder
Door jamb — A diagram of a door, with the jambs labeled. A doorjamb is the vertical portion of the frame onto which a door is secured. The jamb bears the weight of the door through its hinges, and most types of door latches and deadbolts extend into a recess … Wikipedia
door legs — backstrop (a short wire or chain system between the otter board and bridle on an otter trawl. Also called backboard becket, backstrop, board bridle, board leg, board strop, door strop and sling) … Dictionary of ichthyology
door strop — backstrop (a short wire or chain system between the otter board and bridle on an otter trawl. Also called backboard becket, backstrop, board bridle, board leg, board strop, door legs and sling) … Dictionary of ichthyology
The Open Door — For the Death Cab for Cutie EP, see The Open Door EP. The Open Door Studio album by Evanescence Relea … Wikipedia
The Door Within Trilogy — is a set of three novels written by American author Wayne Thomas Batson describing the adventures of teenager Aidan Thomas through the Realm , a world correlated to ours. The titles of the books are The Door Within , The Rise of the Wyrm Lord ,… … Wikipedia
A Leg Up — is an episode of the Jetix TV series, Pucca. In it, Garu is in an hospital with a broken leg. Synopsis The episode begins with Garu practicing in the local dogo. He successfully launchs off a horse and manages to hit a giant bell above him.… … Wikipedia
False leg — False False, a. [Compar. {Falser}; superl. {Falsest}.] [L. falsus, p. p. of fallere to deceive; cf. OF. faus, fals, F. faux, and AS. fals fraud. See {Fail}, {Fall}.] 1. Uttering falsehood; unveracious; given to deceit; dishnest; as, a false… … The Collaborative International Dictionary of English
One Door Away from Heaven — … Wikipedia
A Hero Sits Next Door — Infobox Television episode Title =A Hero Sits Next Door Series =Family Guy Caption =Lois Stewie meet Joe Swanson Season =1 Episode =5 Airdate =May 2, 1999 Production =1ACX05 Writer =Matt Weitzman Mike Barker Director =Monte Young Guests =Michelle … Wikipedia
Fore leg — Fore Fore (f[=o]r), a. [See {Fore}, adv.] Advanced, as compared with something else; toward the front; being or coming first, in time, place, order, or importance; preceding; anterior; antecedent; earlier; forward; opposed to {back} or {behind};… … The Collaborative International Dictionary of English

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

leg door

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

leg door

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: